Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

HP jetdirect 175x Handleiding pagina 94

Inhoudsopgave

Advertenties

Tabel 3.4
Telnet-opdrachten en parameters (5 van 20)
server-auth
NLWW
Bij deze opdracht moet u een optie voor dynamische codering
(de opdracht dynamic-encrypt) en EAP 802.1x-verificatie
(de opdracht wpa-auth-type) opgeven. Gebruik deze opdracht
om verificatiemethoden op serverbasis op te geven die op het
netwerk worden gebruikt. Zie
beschrijving van ondersteunde verificatieprotocollen.
None: (standaardinstelling) er wordt geen gebruik gemaakt van
netwerkverificatie op serverbasis.
EAP_MD5: een verificatiemethode waarbij gebruik wordt
gemaakt van 802.1x EAP en MD5 (Message-Digest-algoritme 5,
RFC 1321). Hiervoor dienen een gebruikersnaam en wachtwoord
te worden geconfigureerd op het apparaat. Gebruik de opdrachten
svr-auth-user en svr-auth-pass om respectievelijk een
gebruikersnaam en een wachtwoord op te geven.
EAP_TLS: een verificatiemethode waarbij gebruik wordt gemaakt
van 802.1x EAP-TLS (Extensible Authentication Protocol -
Transport Layer Security, RFC 2716). Hiervoor zijn een
wachtwoord en een geïnstalleerd digitaal certificaat dat voldoet
aan X.509 vereist voor apparaatverificatie. Tevens dient er een
CA-certificaat (Certificate Authority) te zijn geïnstalleerd
voor validatie van de verificatieserver. Gebruik de opdracht
svr-auth-user om een gebruikersnaam op te geven.
Gebruik de geïntegreerde webserver om certificaten te
installeren. Zie
Hoofdstuk
LEAP: een verificatiemethode waarbij gebruik wordt gemaakt van
LEAP (Lightweight Extensible Authentication Protocol). LEAP is
een eigen protocol van Cisco Systems, Inc. Voor LEAP zijn
een gebruikersnaam en een wachtwoord vereist. Gebruik de
opdrachten svr-auth-user en svr-auth-pass om
respectievelijk een gebruikersnaam en een wachtwoord op
te geven.
PEAP: een verificatiemethode waarbij gebruik wordt gemaakt van
PEAP (Protected Extensible Authentication Protocol). Voor
PEAP zijn een gebruikersnaam en een wachtwoord vereist
voor clientvalidatie. Tevens dient er een CA-certificaat
(Certificate Authority) te zijn geïnstalleerd voor validatie van de
verificatieserver. Gebruik de opdrachten svr-auth-user en
svr-auth-pass om respectievelijk een gebruikersnaam en een
wachtwoord op te geven. Gebruik de geïntegreerde webserver om
certificaten te installeren. Zie
EAP_TTLS: een verificatiemethode waarbij gebruik wordt
gemaakt van TTLS (Tunneled Transport Layer Security).
EAP-TTLS is een EAP-TLS-extensie waarbij ook gebruik wordt
gemaakt van digitale certificaten die voldoen aan X.509.
Voor TTLS zijn een gebruikersnaam en een wachtwoord
vereist voor clientvalidatie. Tevens dient er een CA-certificaat
(Certificate Authority) te zijn geïnstalleerd voor validatie van de
verificatieserver. Gebruik de opdrachten svr-auth-user en
svr-auth-pass om respectievelijk een gebruikersnaam en een
wachtwoord op te geven. Gebruik de geïntegreerde webserver om
certificaten te installeren. Zie
Hoofdstuk 1
voor een korte
4.
Hoofdstuk
4.
Hoofdstuk
4.
TCP/IP-configuratie 94

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave