De opdrachten arp en ping gebruiken
Opmerking
De HP Jetdirect-printserver kan met een IP-adres worden
geconfigureerd door middel van een ARP-opdracht (Address
Resolution Protocol) dat vanaf een ondersteund systeem wordt
verstrekt. Het protocol kan niet worden gerouteerd, dat wil zeggen
het werkstation vanwaar de configuratie wordt uitgevoerd, moet op
hetzelfde netwerksegment zijn als de HP Jetdirect-printserver.
Voor gebruik van de arp- of ping-opdracht met HP Jetdirect-
printservers is het volgende nodig:
Windows NT/2000/XP- of UNIX-systeem geconfigureerd voor
werking met TCP/IP;
HP Jetdirect-firmware-versie x.20.00 of hoger;
instelling van het legacy standaard-IP-adres 192.0.0.192 op de
printserver;
het LAN-hardwareadres (MAC) van de HP Jetdirect-
printserver (aangegeven op de HP Jetdirect-configuratiepagina
of op het etiket op externe HP Jetdirect-printservers).
Opmerking
Nadat een IP-adres is toegewezen door middel van de opdracht arp
of ping, configureert u de overige IP-parameters met andere
hulpprogramma's (bijvoorbeeld Telnet, de geïntegreerde webserver
of de software HP Web Jetadmin).
NLWW
Voor draadloze HP Jetdirect-printservers wordt er
in dit gedeelte van uitgegaan dat er een draadloze
verbinding met het netwerk tot stand is gebracht.
Op sommige systemen zijn de bevoegdheden van
een "superuser" vereist voor gebruik van de
opdracht arp.
TCP/IP-configuratie 83