5. Voer een naam en een beschrijving voor deze scope in en klik
vervolgens op Volgende.
6. Voer het IP-adressenbereik voor deze scope in (begin-IP-adres
en eind-IP-adres). Voer ook het subnetmasker in en klik op
Volgende.
Opmerking
7. Voer indien van toepassing het IP-adressenbereik in dat door
de server moet worden uitgesloten. Klik vervolgens op
Volgende.
8. Stel de duur in van de IP-adreslease voor uw DHCP-clients.
Klik vervolgens op Volgende.
HP raadt aan dat aan alle printers gereserveerde IP-adressen
worden toegewezen. Dit kunt u bewerkstelligen nadat u het
bereik hebt ingesteld (zie stap 11).
9. Selecteer Nee om de DHCP-opties voor dit bereik later te
selecteren. Klik vervolgens op Volgende.
Selecteer Ja om de DHCP-opties nu te configureren en klik op
Volgende.
a. Geef indien gewenst het IP-adres op van de router
(of de standaardgateway) die clients moeten gebruiken.
Klik vervolgens op Volgende.
b. Geef indien gewenst de domeinnaam op en de DNS-servers
(Domain Name System) voor clients. Klik op Volgende.
c.
Geef indien gewenst de WINS-servernamen en
IP-adressen op. Klik op Volgende.
d. Selecteer Ja om de DHCP-opties nu te activeren en klik op
Volgende.
10. U hebt nu het DHCP-bereik ingesteld op deze server. Klik op
Voltooien om de wizard te sluiten.
NLWW
Wanneer wordt gewerkt met subnetten, definieert
het subnetmasker welk gedeelte van een IP-adres
het subnet aanduidt en welk gedeelte het
clientapparaat. Zie
Bijlage A
voor meer informatie.
TCP/IP-configuratie 78