Service en foutcodes
8
Oplossing
8
Service en foutcodes
8.1
Oplossing
Symptoom
Uitschakeling door overbelasting of overstroom
bij onbelaste motor tijdens de acceleratie
Overbelasting of overstroom – motor draait niet
Geen vrijgave voor de aandrijving – display blijft
op "StoP" staan
Onder zeer koude omstandigheden start de
aandrijving niet
Geen toegang tot uitgebreide menu's
8.2
Fouthistorie
26
Oorzaak en oplossing
Klemaansluiting ster/driehoek in de motor controleren. Nominale bedrijfsspanning
van motor en regelaar moet overeenkomen. Bij de driehoekschakeling van een
spanningsomschakelbare motor moet altijd de lage spanning worden aangesloten.
Op geblokkeerde rotor controleren. Controleer of de mechanische rem gelicht is
(indien aanwezig).
Controleer of het vrijgavesignaal voor hardware op binaire ingang 1 staat.
Let op de juiste gebruiker +10V-uitgangsspanning (tussen klemmen 5 en 7).
Indien verkeerd, bedrading van de gebruikersklemmenstrook controleren.
P-12 op klemmen-/programmeerapparaatmodus controleren.
Als de programmeerapparaatmodus is geselecteerd, de <Start>-toets indrukken.
Netspanning moet overeenkomen met de specificatie.
Bij een omgevingstemperatuur van minder dan 10°C start de aandrijving eventueel
niet. Onder dergelijke omstandigheden moet er voor een warmtebron gezorgd
worden die de omgevingstemperatuur ter plekke boven 0°C houdt.
P-14 moet op de uitgebreide toegangscode zijn ingesteld. Deze is "101", tenzij de
code in P-37 door de gebruiker is gewijzigd.
Parameter P-13 in de parametermodus slaat de laatste vier uitschakelingen en/of
gebeurtenissen op. Elke uitschakeling wordt in een afgekorte vorm weergegeven. De
laatst opgetreden uitschakeling wordt als eerste weergegeven (na invoer in de waarde
van P-13).
Elke nieuwe uitschakeling wordt bovenaan de lijst geplaatst en de andere uitschake-
lingen verplaatsen zich naar beneden. De oudste uitschakeling wordt uit het uitschake-
lingsprotocol verwijderd.
AANWIJZING
Als de jongste uitschakeling in het uitschakelingsprotocol een uitschakeling wegens
"onderspanning" is, worden er geen andere onderspanningsuitschakelingen meer
opgenomen in het uitschakelingsprotocol. Hierdoor wordt voorkomen dat het inschake-
lingsprotocol wordt gevuld met onderspanningsuitschakelingen die onvermijdelijk
optreden als de MOVITRAC
®
LT E wordt uitgeschakeld.
Technische handleiding – MOVITRAC
®
LT E (versie B)