Inbedrijfstelling
I
6
Eenvoudige inbedrijfstelling
0 0
6.2.4
Inbedrijfstelling voor veldbusbedrijf
Bewaking van de overgedragen gegevens
22
•
Stel de aandrijving in bedrijf conform de gegevens in hoofdstuk 6.2 hierboven.
•
Stel parameter P-12 in op 3 of 4 om de aandrijving via SBus aan te sturen.
•
3 = stuurwoord en toerentalsetpoint via SBus, integratortijden conform P-03 / P-04
•
4 = stuurwoord, toerentalsetpoint en integratortijd via SBus
•
P-14 op 101 (standaard) instellen om naar het uitgebreide menu te gaan.
•
Stel de waarden in P-36 als volgt in:
•
Voor een eenduidig SBus-adres op een waarde tussen 1 en 63 instellen
•
Voor een SBus-baudrate die overeenkomt met de gateway op 500 kBaud
instellen (standaard)
•
Het time-outgedrag van de aandrijving vastleggen voor het geval dat de commu-
nicatie wordt onderbroken:
– 0: met de laatst gebruikte gegevens doorgaan (standaard);
– t_xxx: uitschakeling na een deceleratie van xxx milliseconden, trip-reset ver-
eist;
– r_xxx: stop langs een integrator na een deceleratie van xxx milliseconden,
auto-restart met nieuw verkregen gegevens.
•
Sluit de aandrijving via SBus aan op de DFx/UOH-gateway conform hoofdstuk 5.4
"Communicatiebus RJ45".
•
Zet DIP-switch AS op de DFx/UOH-gateway van OFF op ON om een auto-setup voor
de veldbusgateway uit te voeren. Led "H1" op de gateway licht meermaals op en
gaat dan helemaal uit. Als led "H1" brandt, is de gateway of één van de aandrijvingen
op de SBus niet goed geschakeld of verkeerd in bedrijf gesteld.
•
De instelling van de veldbuscommunicatie tussen de DFx/UOH-gateway en de bus-
master wordt in het betreffende DFx-handboek beschreven.
De via de gateway overgedragen gegevens kunnen als volgt worden bewaakt:
•
via de X24-engineeringinterface van de gateway;
•
met behulp van MOVITOOLS
•
via de website van de gateway (alleen voor DFE3x ethernetgateway).
®
MotionStudio;
Technische handleiding – MOVITRAC
®
LT E (versie B)