Montage en voorbereiding
Voorbereiding voor het dagelijkse gebruik/na het klaarmaken voor
hergebruik
Het beademingssysteem monteren
WAARSCHUWING
Risico op insufficiënte
anesthesiegasconcentraties
Als de componentaansluitingen van het
beademingssysteem niet genoeg lekdicht
zijn, kan er omgevingslucht worden
toegevoegd aan het anesthesiegasmengsel.
Zorg ervoor dat alle componenten van het
beademingssysteem stevig vastzitten.
1 Controleer alle onderdelen op schade of
slijtage:
– Blowermodule TurboVent 2
– APL-ventiel
– Bovenste behuizing van het
beademingssysteem
– Onderste behuizing van het
beademingssysteem
– Ventielkooien en ventielschijven
– Flowsensors
– Poorten
– Incident flowroosters in het inspiratoire deel
van het onderste deel van de behuizing van
het beademingssysteem en in het expiratie-
mondstuk
– Afdichtingen en afdichtringen
2 De volgende onderdelen mogen geen
afzettingen bevatten:
– Incident flowroosters
– Terugslagventielen (rood en blauw)
Indien nodig verwijdert u de afzettingen op de
ventielplaten van de terugslagventielen met
een zachte doek.
Als de incident flowroosters zijn beschadigd,
neemt u contact op met DrägerService.
66
De blowermodule TurboVent 2 installeren.
1 Steek de blowermodule TurboVent 2 (A) in de
houder van het beademingssysteem.
2 Schroef de snelschroeven (B) stevig aan door
ze 90° met wijzers van de klok mee te draaien,
bijv. met een munt.
Gebruiksaanwijzing Perseus A500 SW 2.0n
A
B
B