VC - AF
Paw
Pmax
Ramp
Flow
Met AutoFlow wordt het ingestelde slagvolume VT
toegepast op alle verplichte volumegecontroleerde
beademingsslagen met de laagste vereiste druk.
De patiënt kan spontaan ademen gedurende de
hele beademingscyclus, zowel tijdens inspiratie als
ook expiratie. De drukpatronen en flowpatronen
van de mechanische inspiratoire beademingen
komen overeen met die van drukgecontroleerde
beademing.
Vanwege de spontane ademinspanningen van de
patiënt of compliantie-veranderingen in de longen,
kan het slagvolume van een afzonderlijke
beademingsslag afwijken van het ingestelde
slagvolume VT. Gemiddeld over de tijd wordt
echter een slagvolume toegepast dat overeenkomt
met het ingestelde volume VT.
Als er geen eerdere automatische beademing
heeft plaatsgevonden, wordt er een
volumegecontroleerde testbeademing met
Gebruiksaanwijzing Perseus A500 SW 2.0n
PEEP
Ti
1/RR
Trigger
∆Psupp
Ramp
Trigger
Insp. einde
constante inspiratoire flow uitgevoerd bij het
starten van een beademingsmodus met AutoFlow
om de longparameters in te schatten. Aan de hand
van deze testbeademing wordt de in het begin
benodigde inspiratoire druk bepaald. Elke extra
ademgerelateerde aanpassing van de inspiratoire
druk is beperkt tot ±3 hPa (cmH
drukverschil (inspiratiedruk - PEEP) is ten minste
5 hPa (cmH
O) en de bovengrens van de
2
inspiratiedruk wordt ingesteld door Pmax. Als de
instelling voor VT wordt verlaagd, zal de
inspiratoire druk sterker worden verlaagd, indien
nodig.
VC - CMV / AutoFlow
– Volumegecontroleerd
– Drukbegrensd
– Tijdgecontroleerd
Werkingsprincipe
O). Het
2
277