12. Opsporen van storingen
Waarschuwing
Voordat een poging wordt gedaan om een storing
te analyseren, dienen de zekeringen te worden
verwijderd of dient de voedingsspanning te wor-
den uitgeschakeld. Zorg dat de voedingsspan-
ning niet per ongeluk kan worden ingeschakeld.
Er mogen geen onderdelen meer draaien.
De veiligheidsinstructies in paragraaf
6. Veiligheid
moeten worden gelezen en nage-
leefd.
Storing
Oorzaak
1. Pomp schakelt niet in
a) Geen voedingsspanning.
of schakelt uit zonder
duidelijke oorzaak.
2. Pomp schakelt niet in,
a) Ontbrekende fase.
of schakelt uit. Het
b) Pomp is tijdelijk overbelast.
bedieningspaneel van
de regelaar geeft aan
c) Waaier verstopt door vervuiling.
dat de motorbeveili-
d) Motorbeveiliging niet correct ingesteld.
ging of de bescher-
mende apparatuur de
motor heeft uitgescha-
e) Thermische schakelaars hebben de motor uitgescha-
keld.
f)
g) Motorkabel defect.
h) Fluctuerende spanning.
3. Pomp draait, maar
a) Verkeerde draairichting.
levert niet het nomi-
b) Waaier los of versleten.
nale debiet.
c) Pomp of leidingwerk verstopt door vervuilingen.
d) Opvoerhoogte van de pomp is te hoog.
e) Kleppen gesloten of geblokkeerd.
f)
g) Dichtheid van de verpompte vloeistof is te hoog.
h) De pomp is niet juist aangesloten op de automati-
i)
j)
4. Pomp schakelt in,
a) Verstopte pomp zorgt ervoor dat de motorbeveiliging
maar schakelt onmid-
dellijk weer uit.
b) Oververhitte motor zorgt ervoor dat de thermische
c) Niveauschakelaar buiten ingesteld bereik of defect.
5. Pomp trilt of maakt
a) Pomp gedeeltelijk geblokkeerd door verontreinigingen. Reinig de pomp.
buitensporig veel
b) Verkeerde draairichting.
geluid.
c) Pomp draait buiten het opgegeven werkgebied.
d) Pomp is defect.
e) De pomp is niet juist aangesloten op de automati-
f)
g) Waaier niet in balans.
h) Voetstuk, automatische koppeling, ringstandaard of
6. Laag niveau van de
a) Bovenste mechanische afdichting lekt.
motorvloeistof.
keld. Onvoldoende motorkoeling.
Vochtdetectieschakelaar heeft de motor uitgescha-
keld.
Terugslagklep werkt niet.
Lucht in pomp of zuigleiding.
sche koppeling.
Lekkage in leidingnet.
Spoelklepsysteem ongewild geactiveerd.
de motor uitschakelt.
schakelaars de motor uitschakelen.
sche koppeling.
Cavitatie in de pomp.
geleidestangen niet correct geïnstalleerd.
Oplossing
Herstel de voedingspanning. Schakel de pomp
handmatig in en controleer de werking van de
schakelaar.
Herstel alle fasen.
Als de storing niet automatisch verdwijnt, zoek
dan de oorzaak en herstel de storing.
Reinig de waaier zoals beschreven.
Stel de motorbeveiliging in op basis van de
nominale stroomsterkte.
Herstel de motorkoeling.
Neem contact op met een erkend servicebedrijf.
Neem contact op met een erkend servicebedrijf.
Herstel de correcte voedingsspanning. Toelaat-
bare afwijking is - 10 %/+ 10 %.
Wissel twee fasen van de motor om.
Draai de waaier vast of vervang deze.
Reinig zoals beschreven.
Meet het drukverschil en vergelijk de waarde
met de pompcurve. Verwijder de blokkering in
de persleiding.
Reinig of vervang de kleppen zoals voorge-
schreven.
Ontlucht de pomp en zuigleiding. Verhoog het
stopniveau in de put.
Verdun de vloeistof.
Pomp het vloeistofniveau in de put naar bene-
den. Hijs de pomp omhoog en plaats deze terug
op de automatische koppeling.
Repareer het leidingnet.
Controleer de werking en herstel zoals voorge-
schreven.
Reinig de pomp.
Laat de pomp afkoelen. Reinig de pomp.
Reinig of vervang de niveauschakelaar, of stel
deze opnieuw in.
Wissel twee fasen van de motor om.
Herstel de juiste bedrijfscondities.
Vervang de pomp of neem, indien noodzakelijk,
contact op met een erkend servicebedrijf.
Pomp het vloeistofniveau in de put naar bene-
den. Hijs de pomp omhoog en plaats deze terug
op de automatische koppeling.
Reinig de zuigleiding.
Neem contact op met een erkend servicebedrijf.
Installeer de onderdelen op correcte wijze.
Neem contact op met een erkend servicebedrijf.
19