10. Inschakeling
Waarschuwing
Voordat u de pomp handmatig inschakelt of over-
schakelt naar automatisch bedrijf, dient u te con-
troleren dat er geen mensen aan of in de buurt
van de pomp werken.
Waarschuwing
Voordat de pomp voor de eerste keer wordt inge-
schakeld, of na een lange periode van stilstand,
dient u te controleren dat de pomp gevuld is met
de verpompte vloeistof.
Ga als volgt te werk:
1. Verwijder de zekeringen of schakel de netschakelaar uit.
2. Controleer het peil van de motorvloeistof in de koelkamer. Zie
paragraaf
11.1 De motorvloeistof controleren en
3. Controleer dat de waaier vrij kan draaien.
4. Controleer of de bewakingsunits, indien gebruikt, naar beho-
ren werken.
5. Zorg er bij pompen in natte opstelling voor dat deze volledig in
de vloeistof zijn ondergedompeld.
6. Zorg er bij pompen in droge opstelling voor dat er vloeistof
aanwezig is in de put die de verpompte vloeistof aanvoert.
Waarschuwing
Zorg ervoor dat de pomp gevuld is met ver-
pompte vloeistof.
Pompen in droge opstelling moeten worden ont-
lucht via het ontluchtingsventiel in het pomphuis.
Drooglopen is niet toegestaan.
7. Open de afsluitkleppen, indien deze zijn aangebracht.
8. Controleer of het systeem met vloeistof gevuld en ontlucht is.
9. Controleer de instelling van de niveauschakelaars.
10. Schakel de pomp in en controleer de werking op abnormaal
geluid of trillingen.
Schakel de pomp direct uit in geval van abnor-
maal geluid of trillingen van de pomp, of in geval
Voorzichtig
van andere storingen in vloeistoftoevoer. Probeer
de pomp niet opnieuw in te schakelen voordat de
oorzaak is gevonden en de storing is hersteld.
11. Na de inschakeling moet zo goed mogelijk het daadwerkelijke
werkpunt van de pomp worden vastgesteld om te kunnen con-
troleren of de gewenste bedrijfscondities heersen.
Om de draairichting te controleren kunt u de
N.B.
pomp slechts heel even laten draaien zonder dat
deze in de vloeistof is ondergedompeld.
De werking van de pomp dient altijd plaats te vinden binnen
bestaande routines met periodieke controle van de pompbewa-
kingsapparatuur en toebehoren (kleppen etc.). Zorg ervoor dat de
pomp- en de apparatuurinstellingen niet kunnen worden gewij-
zigd door onbevoegden.
11. Onderhoud en service
Productnummer voor servicestandaard:
Zuigflens maat DN 100: 98669229.
Zuigflens maat DN 150: 98669251.
verversen.
Onderhoud en service moet door speciaal opgeleide mensen
worden uitgevoerd.
Zorg dat de pomp grondig is doorgespoeld met schoon water
voordat wordt begonnen met onderhouds- of servicewerkzaam-
heden. Spoel na demontage de pomponderdelen in water
schoon.
Pompen die normaal in bedrijf zijn zouden elke 2000 draaiuren of
tenminste eens per jaar moeten worden gecontroleerd. Als de
verpompte vloeistof erg modderig of zanderig is, dient de pomp
elke 1000 draaiuren of elk half jaar gecontroleerd te worden.
De volgende punten moeten gecontroleerd worden:
•
elektriciteitsverbruik
•
peil van de motorvloeistof.
Als de pomp nieuw is of na vervanging van de asafdichtingen:
controleer het peil en het watergehalte van de motorvloeistof na
één week in bedrijf. Als het peil van de motorvloeistof gedaald is
kan de asafdichting defect zijn. Zie paragraaf
stof controleren en
N.B.
Aantal polen
2
4
6
Waarschuwing
Pompen met zuigflens DN 100 of DN 150 (drukbe-
reiken S en H) in rechtop staande positie voldoen
niet aan de stabiliteitseisn van norm EN 809 (sta-
biel bij kanteling naar een hoek van 10 graden).
Gebruik een servicestandaard ter ondersteuning
van de pomp.
Waarschuwing
Tijdens onderhoud en reparatie, incl. het trans-
port naar de werkplaats, dient de pomp altijd
ondersteund te worden door hijskettingen of
plaatst u de pomp in horizontale positie om stabi-
liteit te waarborgen.
Waarschuwing
Voordat er werkzaamheden aan de pomp worden
verricht, dient u er zeker van te zijn dat de zeke-
ringen zijn verwijderd of dat de netschakelaar is
uitgeschakeld. Er moet worden gezorgd dat de
voedingsspanning niet per ongeluk kan worden
ingeschakeld. Er mogen geen onderdelen meer
draaien.
Waarschuwing
Onderhouds- en servicewerkzaamheden aan
explosieveilige pompen dienen te worden uitge-
voerd door Grundfos of door een door Grundfos
aangewezen werkplaats.
Waarschuwing
Open de pomp niet wanneer de omringende
atmosfeer explosief of stoffig is.
verversen.
Gebruikte motorvloeistof dient in overeenstem-
ming met de lokale voorschriften te worden afge-
voerd.
Hoeveelheid motorvloeistof
SE
[liter]
12,8
12,8
14,1
11.1 De motorvloei-
SL
[liter]
4,5
4,5
5,4
15