9.3 Vocht- en lekschakelaars
Niet-Ex uitvoering:
In een niet-Ex-pomp is één vochtdetectieschakelaar en één lek-
schakelaar geïnstalleerd. De vochtdetectieschakelaar wordt in
het bovendeksel en de lekschakelaar wordt in de kamer boven de
asafdichting geplaatst. Zie bijlage, afb. 3, paragraaf C-C en E-E.
Ex uitvoering:
In een Ex-pomp is één vochtdetectieschakelaar en één lekscha-
kelaar geïnstalleerd. De vochtdetectieschakelaar wordt in het
bovendeksel en de lekschakelaar wordt in het statorhuis
geplaatst. Zie bijlage, afb. 3, paragraaf C-C en D-D.
Alle schakelaars in zowel niet-Ex als Ex uitvoeringen zijn vast
bedraad vanaf de pomp met IO 113. Als vocht of een lekkage
wordt gedetecteerd wordt een stroomkring onderbroken. Dit
genereert zowel een hardware- als softwarematige alarmmelding
in IO 113, en het alarmrelais zal opengaan.
Vochtdetectieschakelaars zijn onderdelen van de motorbeveili-
ging die de motor beschermen tegen schade als gevolg van vocht
of binnendringend water. De schakelaars zijn onomkeerbaar en
moeten worden vervangen nadat ze zijn geactiveerd.
De vochtdetectie- en lekschakelaars zijn aangesloten op een
afzonderlijke kring en met de stuurstroomkabel. Zie paragraaf
aansluiting. Ze moeten ook gekoppeld zijn aan het
9. Elektrische
veiligheidscircuit van de afzonderlijke pompregelaar.
9.4 Thermistors
Thermistors zijn verkrijgbaar als toebehoren of als optie af
fabriek.
De thermistors kunnen in plaats van thermische schakelaars in
de motorbeveiliging worden gebruikt voor het bewaken van de
statortemperatuur en moeten worden aangesloten op het ther-
mistorrelais in de besturingskast.
De bedrijfsspanning van PTC-thermistors bedraagt 2,5 - 7,5 V.
Controle na installatie van de pompen
1. Controleer met een multimeter of de circuitweerstand lager is
dan 150 Ω per thermistor.
2. Controleer met een multimeter of de isolatie tussen circuit en
statorhuis van de schaal af loopt (niet meetbaar
3. Voer net zo'n meting uit aan het uiteinde van de voedingska-
bel.
9.4.1 Pt1000 temperatuursensor
De Pt1000 temperatuursensor is verkrijgbaar als toebehoren of
als optie af fabriek.
De Pt1000 sensor wordt voornamelijk gebruikt voor de bewaking
van de lagertemperatuur, maar kan ook in de stator worden
gebruikt.
In geval van oververhitting als gevolg van slijtage, tekort aan
smeermiddel etc. zal de Pt1000 sensor een alarm geven en de
voedingsxpanning uitschakelen bij een vooraf ingestelde tempe-
ratuur.
Bewaking van de lagertemperatuur is alleen als
N.B.
optie verkrijgbaar.
De sensorweerstand is als volgt:
•
1000 Ω bij 0 °C
•
1385 Ω bij 100 °C
•
ca. 1078 Ω bij kamertemperatuur.
De volgende temperatuurlimieten worden gebruikt voor pompen
van het type SE/SL, 9-30 kW:
•
90 °C: waarschuwing voor hoge lagertemperatuur
•
130 °C: uitschakeling van de pomp door te hoge lagertempe-
ratuur
•
150 °C: uitschakeling van de pomp door te hoge statortempe-
ratuur.
Waarschuwing
n Ex-goedgekeurde pompen bedraagt de maxi-
maal toegestane alarmtemperatuur in de lager-
sensoren 100 °C voor de onderste lager (asuit-
einde)en 120 °C voor de bovenste lager.
Controle na installatie van de pomp
1. Controleer met een multimeter of de weerstand bij kamertem-
peratuur (20 °C) ongeveer 1078 Ω is.
2. Controleer met een multimeter of de isolatie tussen circuit en
statorhuis van de schaal af loopt (niet meetbaar
3. Voer dezelfde metingen uit aan het uiteinde van de motorka-
bel.
Tijdens pompcontrole moet de Pt1000 sensor op een recorder
worden aangesloten.
9.4.2 Trillingssensor voor de pomp (PVS 3)
De PVS 3 sensor bewaakt het trillingsniveau van de pomp om de
pomp en het leidingsysteem tegen beschadiging te beschermen.
Een verandering in het trillingsniveau is een aanwijzing voor een
abnormale situatie. De oorzaak hiervoor kan een verstopte
waaier, versleten lagers, een gesloten persklep etc. zijn, wat aan-
geeft dat een service-inspectie dient te worden uitgevoerd voor-
dat de pomp of het leidingsysteem beschadigd is
9.4.3 SM 113
SM 113 wordt gebruikt voor het verzamelen en overbrengen van
de sensorgegevens. SM 113 werkt samen met IO 113 via commu-
nicatie door elektrische leidingen met het Grundfos GENIbus pro-
tocol.
SM 113 verzamelt gegevens van de volgende apparaten:
•
3 stroomsensoren, 4-20 mA
•
3 Pt1000 temperatuursensoren
•
1 thermistorcircuit (3 sensoren in serie)
•
1 digitale ingang.
9.4.4 IO 113
IO 113 vormt de interface tussen een Grundfos riool- en afvalwa-
terpomp met analoge en digitale sensoren en de pompregelaar.
De belangrijkste sensorgegevens worden weergegeven op het
frontpaneel.
Er kan één pomp worden aangesloten op IO 113.
Samen met de sensoren vormt IO 113 een galvanische scheiding
tussen de motorspanning in de pomp en de aangesloten regelaar.
IO 113 beschikt over de volgende functies:
).
•
bescherming van de pomp tegen te hoge temperatuur
•
bewaking van de sensoren voor analoge meting van:
– motortemperatuur
– pomptrillingen
– statorisolatieweerstand
– lagertemperatuur
– vocht in motor.
•
uitschakeling van de pomp in geval van alarm
•
bewaking van de pomp op afstand via RS485-communicatie
(Modbus of GENIbus).
).
13