•
Kabeldoorvoer
Zorg ervoor dat de kabeldoorvoer waterdicht is en dat er geen
knikken of beknellingen in de kabels zitten.
Zie paragraaf
9.6
Kabelgegevens.
•
Speling rondom de waaier
Controleer de speling rondom de waaier. Zie paragraaf
11.2 Inspectie en aanpassing van de speling rondom de
waaier.
•
Pomponderdelen
Controleer het pomphuis etc. op eventuele slijtage.
Vervang defecte onderdelen.
•
Kogellagers
Controleer de as op luidruchtig of zwaar lopen (door de as met
de hand te draaien). Vervang defecte kogellagers. In geval
van defecte kogellagers of een slecht functionerende motor
dient de pomp normaal gesproken te worden gereviseerd.
Deze werkzaamheden dienen door een erkend servicebedrijf
te worden uitgevoerd.
Waarschuwing
De kogellagers moeten ten minste elke 36.000
draaiuren vervangen worden.
11.1 De motorvloeistof controleren en verversen
Reinig de buitenkant van de pomp regelmatig om
Voorzichtig
de warmtegeleidbaarheid te behouden.
Ververs de motorvloeistof om de vier jaar om oxi-
Voorzichtig
datie te voorkomen.
Waarschuwing
Tekort aan motorvloeistof kan oververhitting en
schade aan de mechanische afdichtingen tot
gevolg hebben.
Waarschuwing
Gebruik motorvloeistof SML3 voor motorkoeling.
Koelvloeistoffen met een lagere specifieke warm-
tecapaciteit dan SML3 kunnen tot oververhitting
van de motor leiden.
11.1.1 Controle van de motorvloeistof
Het is mogelijk om het indringingsniveau van verpompte vloeistof
in de motorvloeistof te controleren. Gebruik een refractometer
(productnr. 98676968) om de refractie-index in percentage bin-
nendringing weer te geven.
Refractie-index voor binnendringing van vloeistof in %:
0 %:
-30 °C.
5 %:
-27 °C.
10 %: -25 °C.
15 %: -23 °C.
20 %: -22 °C.
Als de refractie-index hoger is dan -22 °C, ververst u de motor-
vloeistof.
Wij adviseren u dit niveau van refractie-index niet te overschrij-
den om er zeker van te zijn dat de asafdichting en de lagers zich
in de best mogelijke conditie bevinden voor een betrouwbare
werking. Raadpleeg voor nadere informatie de service-instructie
voor SE/SL pompen.
16
11.1.2 Pomp zonder koelmantel (SL pompen)
Het asafdichtingshuis heeft twee pluggen zoals wordt weergege-
ven in afb.
10
en 11.
Plug A is voor het controleren van het peil van de motorvloeistof
en voor het bijvullen van motorvloeistof in het asafdichtingshuis.
Plug B is voor het aftappen van motorvloeistof uit het asafdich-
tingshuis.
Afb. 10 Peil van motorvloeistof controleren bij pomp in verti-
cale opstelling
Afb. 11 Peil van motorvloeistof controleren bij pomp in hori-
zontale opstelling
Er moet zich minimaal 10 % lucht in het asafdich-
N.B.
tingshuis bevinden vanwege thermische uitzet-
ting van de motorvloeistof tijdens bedrijf.
Het peil van de motorvloeistof kan worden gecontroleerd door
plug A te verwijderen in verticale of horizontale stand. Zie afb.
en 11.
Motorvloeistof aftappen
Plaats een opvangbak onder de pomp om alle afgetapte motor-
vloeistof op te vangen. Kantel de pomp in een horizontale stand
zodat plug B naar beneden wijst. Zie afb. 11. Vanwege drukop-
bouw in het asafdichtingshuis moet u voorzichtig zijn met het
openen van plug A. Verwijder vervolgens plug B. Laat alle motor-
vloeistof vanuit het huis in de opvangbak stromen.
Waarschuwing
Houd er bij het losdraaien van plug A van het
asafdichtingshuis rekening mee dat er druk opge-
bouwd kan zijn in de kamer. Verwijder de plug
niet voordat de druk volledig ontsnapt is.
Gebruikte motorvloeistof dient in overeenstem-
N.B.
ming met de lokale voorschriften te worden afge-
voerd.
10