Opstellingstypes
Ankerbouten
D en H
-
In de bovenstaande krachten is geen veiligheids-
factor opgenomen. De vereiste veiligheidsfactor
N.B.
kan afhangen van de materialen en de gebruikte
verankeringsmethode.
We adviseren u een verloopstuk te gebruiken tus-
sen de zuigleiding en de pomp bij horizontale
opstellingen. Het verloopstuk moet excentrisch
zijn en moet zodanig worden geïnstalleerd dat de
Voorzichtig
vlakke kant zich aan de bovenkant bevindt. Hier-
door wordt de opeenhoping van lucht in de zuig-
leiding voorkomen en het risico van onderbre-
king van de werking vermeden. Zie afb. 9.
≥ 0,2 m
Excentrisch verloopstuk
Afb. 9 Excentrisch verloopstuk in horizontale opstelling
8.4 Tijdelijke verticale, ondergedompelde opstelling in
een put
Ga als volgt te werk:
1. Bevestig de ringstandaard aan de zuigflens van de pomp.
2. Bevestig een bocht van 90 ° op de persopening van de pomp
en sluit de persleiding/slang aan.
Als een slang gebruikt wordt, zorg er dan voor dat de slang
niet knikt en dat de inwendige diameter van de slang overeen-
komt met die van de persopening van de pomp.
3. Laat de pomp in de vloeistof zakken met een ketting die vast-
gemaakt is aan de hijsbeugel van de pomp. Wij raden aan om
de pomp op een vlakke en stevige fundering te plaatsen.
Zorg bij het laten dalen dat de pomp aan de ket-
Voorzichtig
ting hangt en niet aan de kabel.
4. Als de pomp stevig onder in de put is opgesteld, bevestigt u
het uiteinde van de ketting op aan een degelijke haak aan de
bovenzijde van de put en zorgt u ervoor dat de ketting niet in
contact kan komen met het pomphuis.
5. Pas de lengte van de motorkabel aan door deze op te rollen
op een trekontlaster zodat de kabel niet wordt beschadigd tij-
dens bedrijf. Bevestig de trekontlaster aan een geschikte
haak. Zorg ervoor dat de kabels niet geknikt of afgekneld wor-
den.
6. Sluit de motorkabel en de signaalkabel aan, indien aanwezig.
Uittrekkracht,
enkele bout
[kN]
-
5,0
8.5 Pompregelaars
SE/SL pompen, 9-30 kW, kunnen met de volgende Grundfos
pompregelaars worden verbonden voor niveauregeling. De rege-
laars zijn verkrijgbaar als toebehoren.
•
Type LC voor opstellingen met één pomp
•
Type LCD voor opstellingen met twee pompen
•
Grundfos Dedicated Controls voor één t/m zes pompen.
Afhankelijk van het gebruikte type regelaar kunnen verschillende
niveauregelingen worden gebruikt:
De LC regelaar is voorzien van twee of drie niveauschakelaars.
Twee voor het inschakelen en uitschakelen van de pomp. De
derde niveauschakelaar (optie) is voor hoogwateralarm.
De LCD regelaar is voorzien van drie of vier niveauschakelaars.
Eén voor het uitschakelen en twee voor het inschakelen van de
pompen. De vierde niveauschakelaar (optie) is voor hoogwater-
alarm.
Grundfos Dedicated Controls is een besturingssysteem dat
bedoeld is voor installatie in commerciële gebouwen of netwerk-
pompputten met maximaal zes pompen. Geavanceerde regel- en
datacommunicatie is ook mogelijk met het Grundfos Dedicated
Controls systeem.
Het Dedicated Controls systeem bestaat uit de volgende onder-
delen:
•
CU 361 regelaar
•
IO 351B module (algemene I/O-module)
•
IO 113 beveiligingsmodule (optie).
Het Dedicated Controls systeem schakelt de afvalwaterpompen
in/uit door middel van de volgende apparaten:
•
vlotterschakelaars
•
analoge druksensoren
•
ultrasone sensoren.
Bovendien is het mogelijk om het vloeistofniveau te regelen door
vlotterschakelaars te combineren met een analoge druksensor.
Twee extra veiligheidsvlotterschakelaars kunnen worden geïn-
stalleerd in het Dedicated Controls systeem voor hoogwater- en
droogloopalarm.
Let op het volgende bij het installeren van de niveauschakelaars:
•
Om aanzuiging van lucht en trillingen in ondergedompelde
pompen te voorkomen, moet de uitschakelniveauschakelaar
zodanig worden aangebracht dat de pomp wordt uitgescha-
keld voordat het vloeistofniveau lager komt te liggen dan de
bovenkant van het pomphuis. Een vuistregel voor pompen in
droge opstelling is dat het laagste uitschakelniveau minimaal
20 cm boven de opening van de zuigleiding moet liggen. Zie
afb. 9.
•
Monteer de inschakelniveauschakelaar zodanig dat de pomp
wordt ingeschakeld bij het vereiste niveau; de pomp moet ech-
ter altijd worden ingeschakeld voordat het vloeistofniveau de
onderste instroomleiding naar de put bereikt.
•
De schakelaar voor hoogwateralarm, indien gebruikt, moet
altijd ca. 10 cm boven de niveauschakelaar voor inschakelen
worden ingesteld; er moet echter altijd een alarm worden
gegeven voordat het vloeistofniveau de onderste inlaatleiding
naar de put bereikt.
Waarschuwing
De pompregelaar mag nooit worden geïnstalleerd
in een mogelijk explosiegevaarlijke omgeving.
Waarschuwing
Laat de pomp niet drooglopen.
Installeer een extra niveauschakelaar om te
garanderen dat de pomp wordt uitgeschakeld in
het geval dat de uitschakelniveauschakelaar niet
werkt.
11