Het woordenboek bewerken
1.4.13
Beveiligingsniveaus
Het invoeren of wijzigen van gegevens in de besturing is op cruciale locaties beveiligd d.m.v.
een wachtwoord.
Toegangsbeveiliging via beveiligingsniveaus
Het invoeren of wijzigen van gegevens bij volgende functies is afhankelijk van het ingestelde
beveiligingsniveau:
● Gereedschapscorrecties
● Nulpuntverschuivingen
● Settinggegevens
● Programma opstellen / Programmacorrectie
Universal
Bedieningshandboek, 03/2013, 6FC5398-6AP40-3JA1
6.
Druk op de nummertoets om het bijbehorende karakter in te voegen.
Wanneer een karakter wordt geselecteerd, slaat de editor de
selectiefrequentie klankafhankelijk op. Wanneer later de editor opnieuw
wordt geopend, wordt dit karakter bovenaan de lijst getoond.
1.
Kies in het selectieveld de functie "Woordenboek bewerken".
In de editor wordt een extra regel weergegeven waarin het
samengestelde karakter en de klank worden getoond.
2.
Voer in het veld voor klankinvoer de gewenste klank in.
Voor deze klank worden verschillende karakters getoond, waaruit u een
karakter kunt selecteren door het bijbehorende nummer (1 ... 9) te
kiezen.
Voor het invoeren kan de cursor met de <TAB>-toets tussen het veld
met de samengestelde klanken en de klankinvoer worden
omgeschakeld.
Samengestelde karakters kunnen met de <BACKSPACE>-toets
ongedaan worden gemaakt.
3.
Druk de <SELECT>-toets in om een samengestelde klank in het
woordenboek over te nemen.
Opmerking
Toegangsniveaus voor softkeys programmeren
U kunt softkeys voorzien van beveiligingsniveaus of ze volledig verbergen.
Inleiding
1.4 Interface
47