10.5
Blok wijzigen
U kunt een programmablok alleen met een gelijkaardig teachblok overschrijven.
De aswaarden die in elk venster worden weergegeven, zijn reële waarden, niet de waarden
die in het blok moeten worden overschreven!
Opmerking
Wanneer u in een programmablokvenster in een blok één of andere waarde buiten de positie
of de bijbehorende parameters wilt wijzigen, dan raden wij aan om de alfanumerieke invoer
te gebruiken.
Voorwaarde
Het programma dat bewerkt moet worden, is geselecteerd.
Procedure
Universal
Bedieningshandboek, 03/2013, 6FC5398-6AP40-3JA1
1.
Selecteer het bedieningsbereik "Machine".
2.
Druk op de toets <AUTO> of <MDA>.
3.
Druk op de toets <TEACH IN>.
4.
Druk op de softkey "Progr. teachen".
5.
Selecteer het programmablok dat u wilt bewerken.
6.
Druk op de overeenkomstige softkey "Positie teachen" "IJlgang G0",
"Rechte G1" of "Cirkeltussenpunt CIP" en "Cirkeleindpunt CIP".
De bijbehorende vensters met de invoervelden verschijnen.
7.
Verplaats de assen naar de gewenste positie en druk op de softkey
"Overnemen".
Het programmablok wordt met de gewijzigde waarde geteacht.
- OF -
Druk op de softkey "Afbreken" om de wijzigingen te verwerpen.
Programma teachen
10.5 Blok wijzigen
289