Alarm-, fout- en systeemmeldingen
17.5 PLC- en NC-variabelen
Waarden wijzigen en wissen
356
1.
Selecteer het bedieningsbereik "Diagnose".
2.
Druk op de softkey "NC/PLC variab.".
Het venster "NC/PLC-variabelen" wordt geopend.
3.
Plaats de cursor in de kolom "Variabele" en voer de gewenste variabele
in.
4.
Druk op de toets <INPUT>.
De operand wordt met de waarde weergegeven.
5.
Druk op de softkey "Details".
Het venster "NC/PLC-variabelen: details" wordt geopend. De gegevens
over "Variabele", "Commentaar" en "Waarde" worden in volledige
lengte weergegeven.
6.
Plaats de cursor in het veld "Formaat" en selecteer m.b.v. <SELECT>
het gewenste formaat.
7.
Druk op de softkey "Commentaren weergeven".
De kolom "Commentaar" wordt weergegeven. U heeft de mogelijkheid
om commentaren op te stellen of al aanwezig commentaren te
bewerken.
Druk opnieuw op de softkey "Commentaren weergeven" om de kolom
opnieuw te sluiten.
8.
Druk op de softkey "Wijzigen" wanneer u de waarde wilt bewerken.
De kolom "Waarde" kan worden gewijzigd.
9.
Druk op de softkey "Variabele invoegen" wanneer u een variabele uit
een lijst met alle beschikbare variabelen wilt selecteren en invoegen.
Het venster "Variabele selecteren" wordt geopend.
10.
Druk op de softkey "Filter/Zoeken" om met behulp van het selectieveld
"Filter" de weergave van de variabelen (bijv. op bedrijfsmodusgroepen-
variabelen) te beperken en/of met het invoerveld "Zoeken" de gewenste
variabele te selecteren.
Druk op de softkey "Alles wissen" wanneer u de invoer van de
operands wilt wissen.
11.
Druk op de softkey "OK" om wijzigingen of het wissen te bevestigen.
Bedieningshandboek, 03/2013, 6FC5398-6AP40-3JA1
Universal