Werkstuk bewerken
4.11 Gebruikersvariabelen weergeven en bewerken
Gebruikersvariabelen activeren
136
Druk op de toets <INPUT>.
- OF -
Druk op de toets <Cursor rechts>.
Het geselecteerde bestand wordt in de editor geopend en kan daar
worden bewerkt.
6.
Definieer de gewenste gebruikersvariabele.
7.
Druk op de softkey "Sluiten" om de editor te sluiten.
1.
Druk op de softkey "Activeren".
Het systeem vraagt om bevestiging.
2.
Selecteer of de tot nu toe geldige waarden van de definitiebestanden
moeten behouden blijven
- OF -
Selecteer of de tot nu toe geldige waarden van de definitiebestanden
moeten worden gewist.
Daarbij worden de definitiebestanden met de oorspronkelijke waarden
overschreven.
3.
Druk op de softkey "OK" om de procedure verder te zetten.
Bedieningshandboek, 03/2013, 6FC5398-6AP40-3JA1
Universal