5.3
Programma inlopen
Bij het inlopen van een programma kan het systeem de bewerking van het werkstuk na elk
programmablok dat een beweging of een hulpfunctie aan de machine activeert, onderbreken.
Wanneer een programma een eerste keer aan de machine wordt doorlopen kan het resultaat
van de bewerking per blok worden gecontroleerd.
Opmerking
Instellingen voor automatische modus
Voor het inlopen of testen van een programma staan de ijlgangreductie en de testrunvoeding
ter beschikking.
Per blok uitvoeren
U heeft de mogelijkheid om onder "Programmabeïnvloeding" verschillende varianten van
uitvoeren per blok te selecteren:
SB-modus
SB1 per blok ruw
SB2 rekenblok
SB3 Per blok fijn
Voorwaarde
Een programma is voor uitvoering in bedrijfsmodus "AUTO" of "MDA" geselecteerd.
Procedure
Universal
Bedieningshandboek, 01/2015, 6FC5398-6AP40-5JA2
5.
Plaats de cursor op het gewenste programma.
6.
Druk op de softkey "Selecteren".
Het programma wordt geselecteerd.
Wanneer het programma met succes werd geselecteerd wordt er auto‐
matisch omgeschakeld naar het bedieningsbereik "Machine".
Procedure bij het uitvoeren
De bewerking stopt na elk machineblok (behalve in cycli)
De bewerking stopt na elk blok, dus ook na rekenblokken (behalve in cycli)
De bewerking stopt na elk machineblok (ook in cycli)
1.
Druk op de softkey "Progr. beïnvl" en selecteer in het veld "SBL" de ge‐
wenste variant.
2.
Druk op de toets <SINGLE BLOCK>.
3.
Druk op de toets <CYCLE START>.
Afhankelijk van de uitvoeringsvariant wordt het eerste blok uitgevoerd.
Daarna stopt de bewerking.
In de regel kanaaltoestand verschijnt de tekst "Stop: Blok afzonderlijk
uitgevoerd".
Werkstuk bewerken
5.3 Programma inlopen
95