Werkstuk bewerken
5.8 Programma-afloop beïnvloeden
Afkorting / Programmabeïn‐
vloeding
SB
SKP
GCC
MRD
Programmabeïnvloedingen activeren
Door het activeren en deactiveren van het overeenkomstige aankruisvakje beïnvloedt u het
uitvoeren van de programma's op de gewenste manier.
Weergave / terugmelding van de actieve programmabeïnvloeding
Wanneer de programmabeïnvloeding is geactiveerd, dan wordt als terugmelding de afkorting
van de desbetreffende functie in de statusbalk weergegeven.
Procedure
5.8.2
Blokken overslaan
Programmablokken die niet bij elke programmadoorloop moeten worden uitgevoerd, kunnen
worden overgeslagen.
Deze blokken worden met het teken "/" (schuine streep) of "/x" (x = nummer van het over te
slaan niveau) voor het bloknummer aangegeven. Er kunnen ook meerdere blokken na elkaar
worden overgeslagen.
De instructies in de overgeslagen blokken worden niet uitgevoerd, d.w.z. het programma gaat
verder bij het volgende blok dat niet wordt overgeslagen.
110
Werkwijze
Afzonderlijke blokken worden als volgt geconfigureerd.
Per blok ruw: Het programma stopt alleen na blokken waarin een machinefunctie wordt uitge‐
voerd.
Rekenblok: Het programma stopt na elk blok.
Per blok fijn: Het programma stopt ook in cycli alleen na blokken waarin een machinefunctie
wordt uitgevoerd.
De gewenste instelling kunt u selecteren m.b.v. de toets <SELECT>.
Deze blokken worden bij de bewerking overgeslagen.
Een Jobshop-programma wordt bij het uitvoeren omgezet in een G-codeprogramma.
De weergave de meetresultaten wordt in het programma tijdens de bewerking ingeschakeld.
1.
Selecteer het bedieningsbereik "Machine".
2.
Druk op de toets <AUTO> of <MDA>.
3.
Druk op de softkey "Progr. beïnvl".
Het venster "Programmabeïnvloeding" wordt geopend.
Bedieningshandboek, 01/2015, 6FC5398-6AP40-5JA2
Universal