Voorwaarde
Controleer of de PLC zich in stoptoestand bevindt.
Opmerking
PLC in run-toestand
Wanneer de PLC zich in de run-toestand bevindt, dan wordt een bijbehorende melding getoond
en worden de softkeys "Laden in stop" en "Laden in run" weergegeven.
Met "Laden in stop" wordt de PLC overgeschakeld naar stop-toestand, het project wordt
opgeslagen en in de CPU geladen.
Met "Laden in run" gebeurt het laden tijdens de afwerking; het PLC-project wordt in de PLC
geladen. Daarbij worden alleen de gegevensklassen geladen die werkelijk werden gewijzigd,
d.w.z. meestal de INDIVIDUAL-gegevensklassen.
Procedure
18.10
Plaatselijke variabelentabel bewerken
U heeft de mogelijkheid, de plaatselijke variabelentabel van een INT-module te bewerken.
Plaatselijke variabele invoegen
Wanneer u nieuwe netwerken of operandi heeft ingevoegd, kan het eventueel nodig zijn om
nieuwe variabelen in de plaatselijke variabelentabel van een INT-module in te voegen.
Naam
Variabeletype
Universal
Bedieningshandboek, 01/2015, 6FC5398-6AP40-5JA2
1.
Ladder add-on tool is geopend.
U heeft projectgegevens gewijzigd.
2.
Druk op de softkey "PLC stop" wanneer de PLC zich in de run-toestand
bevindt.
3.
Druk op de softkey "Laden in CPU" om de procedure voor het laden te
starten.
Alle gegevensklassen worden geladen.
4.
Wanneer het PLC-project is geladen, drukt u op de softkey "PLC start"
om de PLC naar de run-toestand over te schakelen.
Vrij toe te kennen.
Selectie:
● IN
● IN_OUT
● OUT
● TEMP
Ladder Viewer en Ladder add-on (alleen 828D)
18.10 Plaatselijke variabelentabel bewerken
339