FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Om het stuur te ontgrendelen
3
1. Drukken.
2. Draaien.
Druk de sleutel in het contactslot en draai
deze dan naar "OFF". Houd de sleutel hier-
bij ingedrukt.
Controle- en waarschuwings-
lampjes
1. Vrijstandcontrolelampje "
"
2. Controlelampje richtingaanwijzers "
3. Controlelampje grootlicht "
4. Waarschuwingslampje motorstoring "
5. Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur "
Controlelampje
richtingaanwijzers "
"
Dit controlelampje knippert terwijl de scha-
kelaar voor richtingaanwijzers naar de lin-
ker- of rechterstand is gedrukt.
Vrijstandcontrolelampje "
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
3-2
DAU11004
Controlelampje grootlicht "
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur "
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motor oververhit raakt. Zet in zo'n geval
de motor onmiddellijk af en geef deze de tijd
om af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar "ON" te draaien. Het waarschuwings-
"
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
"
"
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar "ON" draait of
"
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
DAU11020
leren.
LET OP
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
DAU11060
"
DAU11080
"
DAUM2294
"
DCA10021