5. Draai de stelbouten van de aandrijfket-
ting volledig in richting (a) en druk het
wiel naar voren.
6. Haal de aandrijfketting van het achter-
tandwiel.
OPMERKING
G
Als het verwijderen van de aandrijfket-
ting problemen oplevert, verwijder dan
eerst de wielas en breng het wiel vol-
doende omhoog om de ketting van het
achtertandwiel te kunnen halen.
G
De aandrijfketting kan niet worden ge-
splitst.
7. Ondersteun de remklauwsteun, trek
de wielas uit en verwijder dan het wiel.
LET OP: Bekrachtig de rem niet na-
dat het wiel met de remschijf is ver-
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
wijderd,
hierdoor
remblokken tegen elkaar geknepen.
[DCA11071]
Om het achterwiel aan te brengen
1. Monteer het wiel en de remklauwsteun
door de wielas vanaf de linkerzijde in
te steken.
OPMERKING
G
Controleer of de sleuf in de remklauw-
steun over de aanslag op de achter-
brug is geplaatst.
G
Kijk of er voldoende afstand tussen de
remblokken is voordat u het wiel aan-
brengt.
1. Borging
2. Sleuf
6-36
worden
de
2. Breng de aandrijfketting aan op het
achtertandwiel.
3. Breng de wielasmoer aan.
4. Laat het achterwiel tot op de grond
zakken en klap daarna de zijstandaard
DAU39412
omlaag.
5. Stel de spanning van de aandrijfket-
ting af. (Zie pagina 6-24.)
6. Draai de wielasmoer vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Wielasmoer:
85 Nm (8.5 m·kgf, 61 ft·lbf)
6