O Belichtingscompensatie
Belichtingscompensatie wordt gebruikt om de standaardbelichting die door de
camera is ingesteld, te wijzigen. U kunt het beeld lichter (langere belichting) of
donkerder (kortere belichting) maken. U kunt de belichtingscompensatie
instellen op maximaal ±3 stops met tussenstappen van 1/3 stop.
Verhoogde belichting
Verlaagde belichting
De waarde voor de belichtingscompensatie blijft van toepassing, zelfs
nadat u de aan-uitschakelaar op <2> hebt gezet.
Let op dat u niet per ongeluk aan het instelwiel <5> draait en de
belichtingscompensatie onbedoeld wijzigt. Om dit te voorkomen, kunt u
de aan-uitschakelaar instellen op <1>.
U kunt de belichtingscompensatie ook instellen met de knop <O> en het
instelwiel <6/5>.
Controleer de indicator voor het
1
belichtingsniveau.
Druk de ontspanknop half in en controleer
de indicator voor het belichtingsniveau.
Stel de waarde voor de
2
belichtingscompensatie in.
Controleer of de aan-uitschakelaar is
ingesteld op <J>.
Draai aan het instelwiel <5> terwijl u
in de zoeker of op het LCD-paneel
aan de bovenzijde kijkt.
Draai aan het instelwiel <5> terwijl u de
ontspanknop half indrukt of binnen (9)
na het half indrukken van de ontspanknop.
Wanneer de belichtingscompensatie
is ingesteld, wordt het pictogram <y>
weergegeven in de zoeker.
Als u de belichtingscompensatie wilt
annuleren, stelt u de indicator voor het
belichtingsniveau <s> in op de
standaardbelichtingsindex (<a> of <C>).
Maak de opname.
3
99