Tips voor het gebruik van de batterij en batterijoplader
Het verdient aanbeveling om de batterij op te laden op de dag
dat u deze gaat gebruiken of een dag ervoor.
Zelfs wanneer de camera niet wordt gebruikt of is opgeborgen, raakt
een opgeladen batterij geleidelijk aan leeg.
Verwijder de batterij na het opladen en haal het netsnoer uit het
stopcontact.
Plaats de beschermdeksels wanneer de batterij en oplader niet
worden gebruikt.
Gebruik de batterij bij een omgevingstemperatuur van 0 °C - 45 °C.
Voor een optimale prestatie van de batterij wordt een
omgevingstemperatuur van 10 °C - 30 °C aanbevolen. In een koude
omgeving, bijvoorbeeld in de sneeuw, kunnen de prestaties en
werking van de batterij tijdelijk afnemen.
Verwijder de batterij wanneer u de camera niet gebruikt.
Als de batterij langere tijd in de camera blijft zitten, is er sprake van een kleine
hoeveelheid lekstroom, waardoor de batterij verder wordt ontladen en minder
lang meegaat. Haal de batterij uit de camera en plaats het beschermdeksel
terug voordat u de batterij opbergt. Bewaren van de batterij nadat deze
geheel is opgeladen, kan de prestaties van de batterij verminderen.
De batterijoplader kan ook worden gebruikt in het buitenland.
De batterijoplader is compatibel met een stroombron van 100 V AC t/m 240 V AC
50/60 Hz. Indien nodig kunt u een in de handel verkrijgbare stekkeradapter voor
het betreffende land gebruiken. Sluit geen draagbare spanningsomvormer aan op
de batterijoplader. Dit kan de batterijoplader beschadigen.
Controleer de batterijprestaties.
Druk tijdens het opladen van de batterij op de
knop <PERFORMANCE> om het prestatieniveau
van de batterij te controleren. Het prestatieniveau
wordt aangegeven door de laadniveau-indicator.
(Groen): de batterijprestaties zijn in orde.
(Groen): de batterijprestaties worden iets minder.
(Rood): u wordt aangeraden een nieuwe batterij aan te schaffen.
De batterij opladen
27