C.Fn I -10
Uitschakelen: Alle meetmethoden (q: meervlaksmeting, w: deelmeting,
r: spotmeting, e: gemiddelde meting met nadruk op het
midden) kunnen worden geselecteerd.
Inschakelen: Alleen de meetmethoden die zijn ingesteld met [Registreer]
kunnen worden geselecteerd.
Registreer: Verwijder het vinkje <X> om ervoor te zorgen dat een meetmethode niet
selecteerbaar is. Selecteer [Toepassen] na het opgeven van de instellingen.
C.Fn I -11
Hier bepaalt u de meetmethode bij handmatige belichting.
0: Opgegeven meetmethode
1: Meervlaksmeting
2: Deelmeting
3: Spotmeting
4: Centrum gewogen gemiddelde
Bij de instellingen 1 tot en met 4 kunt u de lichtmeetmethode niet wijzigen
door tijdens het maken van de opname op de knop <Q> te drukken.
Uitschakelen: De instelbare sluitertijd ligt tussen 1/8000 seconde en 30 seconden.
Inschakelen: De instelbare sluitertijd ligt tussen de kortste en de langste
sluitertijd die u hebt ingesteld met [Registreer].
Registreer: De kortste sluitertijd kan een waarde krijgen tussen 1/8000 seconde en 1/250 seconde
en de langste sluitertijd kan een waarde krijgen tussen 30 seconden en 1/60 seconde.
Selecteer [Toepassen] na het opgeven van de instellingen.
C.Fn I -13
Uitschakelen: Het instelbare diafragmabereik ligt tussen de maximumdiafragmawaarde
en de minimumdiafragmawaarde van de op de camera bevestigde lens.
Inschakelen: Het instelbare diafragmabereik ligt tussen de maximumdiafragmawaarde
en de minimumdiafragmawaarde die u hebt ingesteld met [Registreer].
Registreer: Het kleinste diafragma dat kan worden vastgelegd ligt tussen f/1.4 en f/91 en het grootste diafragma
ligt tussen f/1.0 en f/64. Selecteer [Toepassen] na het opgeven van de instellingen.
Selectie te gebruiken meetmethoden
Meetmethode bij manuele belichting
C.Fn I -12
Instellen diafragmabereik
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen
Instellen sluitertijdbereik
161