C.Fn III -7
Gewoonlijk is deze aanpassing niet nodig. Gebruik deze
functie alleen als dat nodig is. Deze aanpassing kan tot gevolg
hebben dat er niet meer correct kan worden scherpgesteld.
procedure om het scherpstelpunt van de AF verder aan te passen.
Druk bij de instellingen 1 of 2 op de knop <B> om het scherm met vastgelegde instellingen
weer te geven. Druk op de knop <L> om alle vastgelegde aanpassingen te annuleren.
0: Uitschakelen
1: Afstellen alle zelfde waarde
De aanpassing geldt voor alle lenzen.
2: Afstellen per objectief
Voor elke lens kan een afzonderlijke aanpassing worden
opgegeven. Er kunnen aanpassingen voor maximaal
20 lenzen worden vastgelegd op de camera. Wanneer een
lens op de camera wordt bevestigd waarvan de
scherpstellingsaanpassing is vastgelegd op de camera,
wordt het scherpstelpunt automatisch hieraan aangepast.
Als er al aanpassingen voor 20 lenzen zijn vastgelegd op de
camera en u nog een aanpassing voor een nieuwe lens wilt
vastleggen, selecteert u een lens waarvan de aanpassing kan worden overschreven of verwijderd.
Als u een aanpassing uitvoert, een opname maakt en de scherpstelling controleert voor verdere
aanpassing, stelt u de beeldgrootte in op JPEG Groot en de JPEG-kwaliteit (compressie) op 8 of hoger.
Het is het beste om de aanpassing uit te voeren op de plaats waar de opname
moet worden gemaakt. Dat komt de precisie van de aanpassing ten goede.
Als u bij instelling 2 gebruikmaakt van een extender, wordt de
aanpassing vastgelegd voor de combinatie van lens en extender.
Bij de instellingen 1 en 2 kunt u de waarde van de aanpassing aflezen op het scherm met camera-instellingen
(pag. 186). Bovendien wordt de waarde van de aanpassing weergegeven in de opname-informatie (pag. 117).
De vastgelegde AF-fijnafstelling blijft behouden, ook als u de functie voor
het wissen van alle persoonlijke voorkeuze-instellingen gebruikt (pag. 156).
De instelling zelf krijgt dan echter de waarde [0: Uitschakelen].
AF-fijnafstelling
U kunt het scherpstelpunt van de AF heel
nauwkeurig aanpassen. Het kan in ±20 stappen
worden aangepast (-: Vooruit / +: Achteruit).
De aanpassing die met één stap wordt bereikt, is
afhankelijk van het maximale diafragma van de lens.
Maak de aanpassing, maak de opname en
controleer de scherpstelling. Herhaal die
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingen
169