6
Veiligheidsaanwijzingen
Installatie en
•
inbedrijfstelling
•
•
•
•
•
•
Bedrijf en service
•
•
•
•
•
Systeemhandboek – MOVITRAC® 07
U mag nooit beschadigde producten installeren of in bedrijf stellen. Beschadi-
gingen dient u direct te reclameren bij de transportonderneming.
Alleen elektrotechnisch geschoold personeel mag installatie-, inbedrijfstel-
lings- en servicewerkzaamheden aan de regelaar verrichten. Het personeel moet
een relevante veiligheidstraining gevolgd hebben en de geldende voorschriften (bijv.
EN 60204, VBG 4, DIN-VDE 0100/0113/0160) in acht nemen.
Let bij de installatie en de inbedrijfstelling van motor en rem op de betreffende
handleidingen!
Veiligheidsmaatregelen en veiligheidsinrichtingen moeten aan de geldende
voorschriften voldoen (bijv. EN 60204 of EN 50178).
Het aarden van de regelaar is een noodzakelijke veiligheidsmaatregel.
Overstroombeveiligingen zijn beslist noodzakelijk.
Het apparaat voldoet aan alle eisen voor de zekere scheiding van vermogens-
en elektronica-aansluitingen overeenkomstig EN 50178. Om de zekere scheiding te
waarborgen moeten alle aangesloten stroomcircuits eveneens aan de eisen voor
de zekere scheiding voldoen.
Door passende maatregelen waarborgen dat de aangesloten motor bij het in-
schakelen van de voedingsspanning op de regelaar niet zelfstandig aanloopt.
Daartoe kunt u bijv. de binaire ingangen DI01 tot DI03 met GND verbinden.
Schakel bij bouwgrootte 0S, 0M en 0L aan de uitgang van de frequentieregelaar al-
leen bij geblokkeerde eindtrap.
Vóór het verwijderen van de beschermkap de regelaar scheiden van het net.
Gevaarlijke spanningen kunnen nog tot 10 minuten na het uitschakelen van de
netspanning aanwezig zijn.
Bij gedemonteerde beschermkap heeft de regelaar beschermingsgraad IP 00. Op
alle componenten behalve de besturingselektronica treden gevaarlijke spanningen
op. Sluit de regelaar tijdens bedrijf.
Bij ingeschakelde toestand treden op de uitgangsklemmen en op de daaraan
aangesloten kabels en motorklemmen gevaarlijke spanningen op. Als de rege-
laar geblokkeerd is en de motor stil staat kunnen ook gevaarlijke spanningen optre-
den.
De regelaar is niet gegarandeerd spanningsloos, als de LEDs en de 7-segment
displays doven.
Interne veiligheidsfuncties in het apparaat of mechanisch blokkeren kunnen
motorstilstand tot gevolg hebben. Het opheffen van de oorzaak van de storing of
een reset kunnen ertoe leiden dat de aandrijving spontaan weer aanloopt. Als dit
voor de aangedreven machine om veiligheidsredenen niet toelaatbaar is, moet voor
het opheffen van de storing het apparaat van het net gescheiden worden.
Toepassingsvoorbeelden
6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
121