ALGEMENE INFORMATIE
68
Richtingaanwijzerschakelaar
Wanneer de richtingaanwijzerschakelaar
naar links of naar rechts wordt geduwd,
knippert ook het controlelampje van de
betreffende richtingaanwijzer. U scha-
kelt de richtingaanwijzers uit door op de
richtingaanwijzerschakelaar te duwen
en deze in de middenstand los te laten.
Wanneer de remmen worden gebruikt
voor een noodstop, gaan de richting-
aanwijzers achter knipperen.
Automatisch uitschakelende
richtingaanwijzers
Na acht seconden en nadat de motor-
fiets nog eens 65 meter heeft afgelegd,
gaat de richtingaanwijzer automatisch
uit.
Wanneer u de automatische uitscha-
keling van de richtingaanwijzers wilt
deactiveren, raadpleegt u de paragraaf
'Motorfietsinstellingen' op pagina 57.
De richtingaanwijzers kunnen hand-
matig worden uitgeschakeld. Om de
richtingaanwijzers
schakelen, duwt u op de richtingaan-
wijzerschakelaar en laat u deze in de
middenstand los.
Joystickknop
De joystick wordt gebruikt om de
volgende functies van de instrumenten
te bedienen:
Omhoog - van onder naar boven
▼
door het menu scrollen
Omlaag - van boven naar onder
▼
door het menu scrollen
Links - naar links door het menu
▼
scrollen
Rechts - naar rechts door het menu
▼
scrollen
handmatig
uit
te
Midden - indrukken om selectie te
▼
bevestigen.
Claxonknop
Wanneer de claxonknop wordt inge-
drukt en het contact in de stand ON
(AAN) staat, klinkt de claxon.
Schakelaar handvatverwarming
De handvatverwarming werkt alleen bij
draaiende motor.
Wanneer de handvatverwarming wordt
ingeschakeld, verschijnt het handvat-
verwarmingssymbool op het display en
wordt het geselecteerde warmteniveau
weergegeven.
Als de handvatverwarming is ingescha-
keld wanneer de motor wordt afgezet,
wordt deze weer ingeschakeld als de
motor binnen 15 minuten weer wordt
gestart. De handvatverwarming wordt
15 minuten nadat de motor is uitgezet
uitgeschakeld.
Er zijn drie warmteniveaus beschikbaar:
laag, medium en hoog. Deze niveaus
worden in het display aangegeven door
symbolen met verschillende kleuren.
1
1.
Symbool verwarmingsstand laag (geel)
2.
Symbool verwarmingsstand medium
(oranje)
3.
Symbool verwarmingsstand hoog (rood)
2
3