Controlelampje automatisch
dagrijlicht (DRL) (indien
gemonteerd)
Als de DRL-schakelaar op de
linker schakelaarbehuizing op
DRL is ingesteld, schakelt de
koplamp automatisch tussen
DRL en dimlicht, afhankelijk van de
helderheid van het omringende omge-
vingslicht.
Wanneer DRL is ingeschakeld, gaat het
controlelampje branden.
Als het dimlicht aanstaat, gaat het
controlelampje van de dagrijverlichting
uit.
1
A
2
ckdf_2
1.
Dagrijlichtstand
2.
Dimlichtstand
3.
Controlelampje DRL/grootlicht
Overdag verbeteren het DRL en de
voorste markeringslichten, zie pagina 73,
de zichtbaarheid van de motorfiets
voor andere weggebruikers. De voorste
markeringslichten blijven branden bij
DRL, dimlicht en grootlicht.
De omschakeling van dagrijlicht naar
dimlicht kan handmatig worden gewij-
zigd met behulp van een schakelaar op
de linker schakelaarbehuizing. Met de
schakelaar in de dimlichtstand schakelt
de koplamp niet automatisch tussen
dimlicht en DRL.
c
15
o
+9
3
ALGEMENE INFORMATIE
In andere situaties moet het dimlicht
worden gebruikt, tenzij de verkeerssitu-
atie het gebruik van grootlicht mogelijk
maakt.
WAARSCHUWING
Rij niet langer dan noodzakelijk met
het dagrijlicht (DRL) als het omge-
vingslicht zwak is.
Als het donker is, in tunnels, of als de
omgevingsverlichting zwak is, kunnen
de dagrijlichten het zicht belemmeren
of andere weggebruikers verblinden.
Verblinding van andere weggebruikers
of beperkt zicht bij slechte verlichting
kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets met mogelijk ernstig
letsel of de dood tot gevolg.
Modusknop
Wanneer de modusknop kort wordt
ingedrukt, wordt het selectiemenu voor
de rijmodus op het display geactiveerd.
Door nogmaals op de modusknop te
drukken scrolt u door de beschikbare
rijmodi.
zie
'Rijmodusselectie'
pagina 39.
Als u de modusknop ingedrukt houdt
terwijl er een rijmodus geselecteerd is,
krijgt u direct toegang tot het configu-
ratiemenu van de rijmodus.
Zie pagina 42 voor meer informatie over
het selecteren en configureren van
rijmodi.
67
op