RIJDEN OP DE MOTORFIETS
116
Koelvloeistof
Controleer of het koelvloeistofpeil gelijk
ligt met de bovenste peilmarkering in
het expansiereservoir. Controleer het
peil altijd bij een koude motor.
Elektrische installatie
Controleer of alle elektrische apparatuur
zoals de koplamp, het achter-/remlicht,
de richtingaanwijzers en de claxon goed
werken.
Motorolie
Controleer of het motoroliepeil correct
is. Gebruik voor het bijvullen olie van de
juiste kwaliteitsgraad en het juiste type.
Aandrijfketting
Zorg ervoor dat de aandrijfketting goed
afgesteld en gesmeerd is. Inspecteer de
ketting op slijtage en beschadiging.
Brandstof
KENNISGEVING
In veel landen is het uitlaatsysteem
van dit model voorzien van een
katalysator, die zorgt voor een lagere
uitstoot van schadelijke stoffen.
Het
gebruik
beschadigt de katalysator. Bovendien
kan
de
katalysator
beschadigd raken indien de brandstof-
tank helemaal of bijna helemaal leeg
wordt gereden.
Zorg ervoor dat u altijd voldoende
brandstof heeft voor uw rit.
Zorg voor voldoende brandstof, omdat
rijden met hoge snelheden leidt tot een
hoger brandstofverbruik.
van
gelode
benzine
onherstelbaar
Bagage
Controleer of de bagagekoffers dicht en
gesloten zijn en stevig aan de motor-
fiets zijn bevestigd.
Diversen
Kijk of alle bevestigingsmiddelen stevig
vastzitten.
Stuurinrichting
Controleer of het stuur soepel draait,
zonder overmatige speling of klemmen.
Verifieer dat de bedieningskabels het
sturen niet hinderen.
Banden
Rijden met hoge snelheden leidt tot
snellere bandenslijtage en banden die in
goede staat verkeren zijn van essentieel
belang voor veilig rijden. Controleer de
algehele staat van de banden, pomp
ze op tot de juiste bandenspanning
(bij koude banden) en controleer de
wielbalans. Zet na het controleren van
de bandenspanning de ventieldoppen
goed vast. Raadpleeg de hoofdstukken
Onderhoud
en
informatie over het controleren van de
banden en veilig gebruik van de banden.
Specificaties
voor