INSTRUMENTEN
30
Het tractiecontrolelampje knippert
▼
snel wanneer het tractiecontro-
lesysteem in werking is om slippen
van het achterwiel te beperken bij
snelle acceleratie of op een natte of
gladde weg.
Als tractiecontrole is uitgeschakeld:
Het
controlelampje
▼
In plaats daarvan gaat het waar-
schuwingslampje 'TC uitgeschakeld'
branden.
Waarschuwingslampje
Tractiecontrole (TC) uitgeschakeld
Het
Tractiecontrole (TC) uitgescha-
keld mag alleen gaan branden
bij een storing of als de trac-
tiecontrole uitgeschakeld is.
Als het waarschuwingslampje tijdens
het rijden gaat branden, betekent dit
dat er in het tractiecontrolesysteem een
storing is opgetreden die nader moet
worden onderzocht. De storing moet
worden
gecontroleerd
door een deskundige met specialistische
en technische kennis van motorfietsen,
zoals een erkende Triumph-dealer.
Richtingaanwijzerlampje
Wanneer de richtingaanwij-
zerschakelaar naar links of
naar rechts wordt gedraaid,
knippert het controlelampje
van de richtingaanwijzer in hetzelfde
tempo als de richtingaanwijzer zelf.
De richtingaanwijzers aan de voorzijde
worden ook gebruikt als markeerlichten,
zie pagina 73.
brandt
niet.
waarschuwingslampje
en
verholpen
Alarmknipperlichten
Wanneer de schakelaar van
de alarmknipperlichten op aan
wordt gezet, knipperen de
waarschuwingslampjes van de
richtingaanwijzers in hetzelfde tempo
als de richtingaanwijzers zelf.
Grootlichtlampje
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de dimscha-
kelaar
ingesteld, gaat het waarschu-
wingslampje voor grootlicht branden.
Controlelampje automatisch
dagrijlicht (DRL) (indien
gemonteerd)
Als de DRL-schakelaar op de
linker schakelaarbehuizing op
DRL is ingesteld, schakelt de
koplamp automatisch tussen
DRL en dimlicht, afhankelijk van de
helderheid van het omringende omge-
vingslicht.
Wanneer DRL is ingeschakeld, gaat het
controlelampje branden.
op
grootlicht
is