10
Selecteer uw printer en klik op [Volgende].
11
Wijzig de printernaam zo nodig en klik op [Volgende].
12
Selecteer [Deze printer niet delen] en klik op [Volgende].
Als u de printer wilt delen, geeft u instellingen voor delen op voor de printer die is toegevoegd met
toevoegen. (Een afdrukserver instellen: e-Handleiding)
13
Klik op [Voltooien].
Wilt u de printer opgeven als de printer die u normaal gebruikt, schakel dan het selectievakje [Als standaardprinter instellen] in.
De installatie is voltooid en in de printermap wordt een pictogram voor de geïnstalleerde printer weergegeven.
Een netwerkprinter