6
Geef informatie voor elk stuurprogramma op.
[Printernaam]/[Naam faxapparaat]
Wijzig de naam zo nodig.
[Gebruiken als gedeelde printer]/[Gebruiken als gedeelde fax]
Schakel dit selectievakje in als u het apparaat wilt delen (met de computer waarop u de installatie als
afdrukserver uitvoert). Een afdrukserver instellen: e-Handleiding
[Gedeelde naam]
Wijzig de gedeelde naam zo nodig.
[Toe te voegen stuurprogramma's]
Als u het selectievakje [Gebruiken als gedeelde printer]/[Gebruiken als gedeelde fax] hebt ingeschakeld, kunt u
met deze knop zo nodig extra stuurprogramma's installeren.
Selecteer het besturingssysteem en installeer extra stuurprogramma's door op [OK] te klikken.
7
Controleer de weergegeven informatie en klik op [Starten].