INgebrUIkNaMe
aansluiting externe componenten
3.2
Warmtepomptypes
Info
Sommige warmtepompen kunnen niet direct aangesloten worden op de warmtepompmanager.
f Gebruik met deze warmtepompen een interne module waarin de warmtepompmanager af fabriek is ingebouwd.
f
Voor eenvoudiger identificatie zijn de verschillende warmtepompen overeenkomstig de functies ervan als volgt gegroepeerd:
Warmtepompen met interne tweede warmteopwekker
WP-type 1
WPL 13, 18, 23 cool
WPL 13, 18, 23 E
WPL 13, 20 basic
WPL 13, 20 A basic
WPL 13, 18 S basic
WPL 10 AC
WPL 10 ACS
Warmtepompen met externe, tweede warmteopwekker
WP-type 1*
WPL 13, 18, 23 cool
WPL 13, 18, 23 E
WPL 13, 20 basic
WPL 13, 20 A basic
WPL 13, 18 S basic
WPL 10 AC
WPL 10 ACS
WPL 34, 47, 57
4.
Aansluiting externe componenten
WAARSCHUWING elektrische schok
Voer alle aansluitings- en montagewerkzaamheden
betreffende het stroomnet uit conform de nationale en
regionale voorschriften.
WAARSCHUWING elektrische schok
f Schakel bij alle werkzaamheden de warmtepomp
f
spanningsvrij.
WAARSCHUWING elektrische schok
Aan de laagspanningsaansluitingen van het toestel
mogen alleen componenten aangesloten worden die met
veiligheidslaagspanning (SELV) werken en een veilige
scheiding ten opzichte van de netspanning verzekeren.
Wanneer andere componenten worden aangesloten,
kunnen delen van het toestel en aangesloten compo-
nenten onder netspanning staan.
f Gebruik uitsluitend door ons toegelaten componen-
f
ten.
4.1
Sensormontage
f Sluit alle benodigde sensoren voor ingebruikname aan op
f
het toestel.
6
| WPM
WP-type 2
WPL 10 A/I/IK
WPL 33
WP-type 2*
WPF-M 10, 13, 16
WPW-M 13, 18, 22
WPF 20, 27, 35, 40, 52, 66
WPF 27 HT
WPL 10 A/I/IK
WPL 33
WP-type 3
WPL 15 A(C)S
WPL 20 A(C)
WPL 25 A(S)
WPL 25 AC(S)
WPL 07, 09, 17 ACS classic
WPL 19, 24 I/IK/A
WPL 09, 17 I(K)CS classic
WP-type 3*
WPL 15 A(C)S
WPL 20 A(C)
WPL 25 A(S)
WPL 25 AC(S)
WPL 07, 09, 17 ACS classic
WPL 19, 24 I/IK/A
WPL 09, 17 I(K)CS classic
4.1.1 Buitentemperatuursensor AF PT
De temperatuursensors zijn zeer belangrijk voor de goede werking
van de verwarmingsinstallatie. Schenk daarom veel aandacht aan
een correcte plaatsing en een goede isolatie van de sensoren.
Plaats de buitentemperatuursensor op een noord- of noordoost-
muur. Minimumafstanden: 2,5 m van de grond, 1 m aan de zijkant
van ramen en deuren. De buitentemperatuursensor dient zonder
weersinvloeden en onbeschermd te worden geplaatst, echter niet
direct in de zon. Monteer de buitentemperatuursensor niet boven
ramen, deuren en luchtkokers.
Montage:
1 Sensorbehuizing
2 Sensorhouder
3 Kabeldoorvoer
WP-type 4
WPL 33 HT
WPL 33 HT (S)
WP-type 4*
WPL 33 HT
WPL 33 HT (S)
1
2
www.stiebel-eltron.com
3