INgebrUIkNaMe
Menu
Menu: INgebrUIkNaMe
TEMPERATUURAANDUIDING 1 V
f Stel hier de temperatuur in waarvoor de warmtepompma-
f
nager bij een spanning van 1 V op de ingang X 1.15 moet
zorgen.
TEMPERATUURAANDUIDING 10 V
f Stel hier de temperatuur in waarvoor de warmtepompma-
f
nager bij een spanning van 10 V op de ingang X 1.15 moet
zorgen.
UITGANG X 1.16/X 1.17
In deze menuoptie kunt u de instellingen doorvoeren voor de
pomp die op de uitgang is aangesloten.
PWM 1
f Stel deze parameter in op AAN, wanneer u een pomp met
f
een standaard-PWM-signaal gebruikt.
PWM 2
f Stel deze parameter in op AAN, wanneer u een pomp met
f
een geïnverteerd PWM-signaal gebruikt.
0-10 V
f Stel deze parameter in op AAN, wanneer u een pomp ge-
f
bruikt die via een spanningssignaal wordt aangestuurd.
UITGANG
f Selecteer hier de pomp die op de uitgang is aangesloten.
f
U hebt de volgende keuzemogelijkheden:
- Bufferpomp (BUFFERPOMP 1) / 2)
- Verwarmingscircuitpomp (HK POMP 1) / 2 / 3)
- Warmwatercirculatiepomp (WARMWATER CIRCULATIEPOMP)
- Bronpomp (BRONPOMP)
VERMOGEN
In deze menuoptie kunt u het vermogen van de aangesloten pomp
instellen. Via het pompvermogen wordt het debiet gedefinieerd.
Houd rekening met de aanwijzingen over het debiet (zie bedie-
ningshandleiding van de pomp en hoofdstuk "Technische gege-
vens/gegevenstabel" in de bedienings- en installatiehandleiding
van de warmtepomp).
PWM
f Stel hier het pompvermogen in.
f
0-10 V
f Stel hier het pompvermogen in.
f
UITGANG X 2.10
De warmtepompmanager kan naar een hier aangesloten externe
regeling een 230 V-storingssignaal zenden.
www.stiebel-eltron.com
FATAL ERROR
f Stel deze parameter in op AAN, wanneer de storingsuitgang
f
alleen moet schakelen bij ernstige problemen die een stil-
stand van de warmtepomp veroorzaken.
FOUT ALGEMEEN
f Stel deze parameter in op AAN, wanneer de storingsuitgang
f
bij alle fouten moet schakelen.
UITGANG X 3.16/X 3.17
In deze menuoptie kunt u de instellingen doorvoeren voor de
pomp die op de uitgang is aangesloten.
PWM 1
f Stel deze parameter in op AAN, wanneer u een pomp met
f
een standaard-PWM-signaal gebruikt.
PWM 2
f Stel deze parameter in op AAN, wanneer u een pomp met
f
een geïnverteerd PWM-signaal gebruikt.
0-10 V
f Stel deze parameter in op AAN, wanneer u een pomp ge-
f
bruikt die via een spanningssignaal wordt aangestuurd.
UITGANG
f Selecteer hier de pomp die op de uitgang is aangesloten.
f
U hebt de volgende keuzemogelijkheden:
- Zwembadpomp primair (PRIMAIRE ZWEMBADPOMP)
- Zwembadpomp secundair (SECUNDAIRE ZWEMBADPOMP)
- Bufferpomp (BUFFERPOMP 3) / 4 / 5 / 6)
- Warmwatercirculatiepomp (WARMWATER CIRCULATIEPOMP
2)
- Verwarmingscircuitpomp (HK POMP 4) / 5)
VERMOGEN
In deze menuoptie kunt u het vermogen van de aangesloten pomp
instellen. Via het pompvermogen wordt het debiet gedefinieerd.
Houd rekening met de aanwijzingen over het debiet (zie bedie-
ningshandleiding van de pomp en hoofdstuk "Technische gege-
vens/gegevenstabel" in de bedienings- en installatiehandleiding
van de warmtepomp).
PWM
f Stel hier het pompvermogen in.
f
0-10 V
f Stel hier het pompvermogen in.
f
NOODBEDRIJF
Gedrag in geval van storing "Fatal Error" in combinatie met nood-
bedrijf.
WPM |
37