INgebrUIkNaMe
Menu
Menu: INgebrUIkNaMe
TELEFOONSCHAKELAARS
Info
Deze functie is alleen in de STAND-BYWERKING of het
ECO-BEDRIJF mogelijk.
Info
De evaluatie van de telefoonschakelaar gebeurt via de
ingangen X 1.13.1 en X 1.13.2.
f Stel deze parameter in op AAN, wanneer een telefoonschake-
f
laar op de ingang is aangesloten.
Wanneer er een extern signaal op deze ingang aanwezig is, scha-
kelt de warmtepomp naar PROGRAMMAWERKING. Wanneer het
externe signaal niet meer aanwezig is, schakelt de warmtepomp
terug naar de vorige bedrijfsmodus.
OPTIMALISATIE STOOKLIJN
Info
Deze functie is alleen in de COMFORTWERKING, het
ECO-BEDRIJF of de PROGRAMMAWERKING mogelijk.
f Gebruik de aansluitklemmen X 1.13.1 en X 1.13.2.
f
f Stel deze parameter in op AAN, wanneer bijv. een Uponor
f
DEM-WP-module is aangesloten.
De stooklijn wordt dynamisch optimaal aangepast aan de warm-
tebehoefte van de individuele ruimtes. De vooringestelde stooklijn
wordt tot 50% van zijn originele waarde gewijzigd.
SG READY
Info
Om deze functie te kunnen gebruiken, is de Internet-Ser-
vice-Gateway ISG vereist.
f Stel deze parameter in op AAN, wanneer de SG Ready-ingan-
f
gen op de warmtepompmanager afgebeeld moeten worden.
De SG Ready-ingangen kunnen als volgt worden geschakeld:
Ingang 1
gesloten
open
Ingang 2
gesloten
open
INGANG X 1.14
In deze menuoptie kunt u instellen hoe de warmtepomp zich bij
aanwezigheid van een extern spanningssignaal gedraagt.
UIT
f Selecteer deze parameter, wanneer de warmtepomp niet via
f
een extern spanningssignaal moet worden bestuurd.
36
| WPM
Tussen signaal 1 en massa is er een
kortsluiting.
Tussen signaal 1 en massa is er geen
kortsluiting.
Tussen signaal 2 en massa is er een
kortsluiting.
Tussen signaal 2 en massa is er geen
kortsluiting.
VERWARMEN/KOELEN EXTERN
f Selecteer deze parameter, wanneer de warmtepomp via een
f
extern spanningssignaal moet worden bestuurd.
Afhankelijk van de aanwezige spanning begint de warmtepomp
met het verwarmen of koelen, of de functie wordt uitgeschakeld.
Spanning
0-1 V
1-6 V
6-10 V
INGANG X 1.15
In deze menuoptie kunt u een temperatuurbereik aangeven. Tot dit
ingestelde temperatuurbereik wordt afhankelijk van de instelling
op de ingang X1.14 verwarmd of gekoeld.
Wanneer er geen buffervat in de warmtepompinstallatie is geïn-
stalleerd (parameter BUFFERWERKING in het menu INSTELLIN-
GEN/VERWARMEN/BASISINSTELLING op UIT), wordt met vastleg-
gen van het temperatuurbereik de gevraagde temperatuur van
verwarmingscircuit 1 gewijzigd.
Wanneer er een buffervat in de warmtepompinstallatie is geïnstal-
leerd (parameter BUFFERWERKING in het menu INSTELLINGEN/
VERWARMEN/BASISINSTELLING op AAN), wordt met vastleggen
van het temperatuurbereik de gevraagde buffertemperatuur ge-
wijzigd.
VERWARMEN
In deze menuoptie kunt u de temperaturen instellen, waarvoor de
warmtepompmanager moet zorgen, wanneer het externe span-
ningssignaal voor de verwarmingsmodus aanwezig is.
Info
Bij een spanning van 2 tot 9 V worden de temperatuur-
aanduidingen overeenkomstig geïnterpoleerd.
TEMPERATUURAANDUIDING 1 V
f Stel hier de temperatuur in waarvoor de warmtepompma-
f
nager bij een spanning van 1 V op de ingang X 1.15 moet
zorgen.
TEMPERATUURAANDUIDING 10 V
f Stel hier de temperatuur in waarvoor de warmtepompma-
f
nager bij een spanning van 10 V op de ingang X 1.15 moet
zorgen.
KOELEN
In deze menuoptie kunt u de temperaturen instellen, waarvoor de
warmtepompmanager moet zorgen, wanneer het externe span-
ningssignaal voor de koelwerking aanwezig is.
Info
Bij een spanning van 2 tot 9 V worden de temperatuur-
aanduidingen overeenkomstig geïnterpoleerd.
effecten
UIT
Verwarmen
Koelen
www.stiebel-eltron.com