INgebrUIkNaMe
Menu: INgebrUIkNaMe
Menu
Info
Na het uitschakelen van de warmtepomp heeft de bron-
pomp een naloop van 60 seconden.
BRONMEDIUM
In deze menuoptie stelt u in met welk bronmedium de warmte-
pomp wordt gebruikt.
ETHYLEENGLYCOL
WATER
GRONDWATERSTATION
VERWARMEN
REGELDYNAMIEK
De parameter REGELDYNAMIEK beïnvloedt de afregelsnelheid van
de vermogensregelaar van de warmtepomp.
De vermogensregelaar van de warmtepomp werkt hoofdzakelijk
als integrale regelaar. De regelafwijking (verschil tussen de ac-
tuele temperatuur van het verwarmingscircuit en de gevraagde
temperatuur) wordt in de loop der tijd opgeteld. Het resultaat is
de integraal van de regelafwijking in kelvin-minuten. Bij het be-
reiken van de met deze parameter instelbare schakelwaarde wordt
telkens een vermogenstrap hoger of lager geschakeld.
Voorbeeld: Bij een regelafwijking van 5 K duurt het 10 minuten tot
de schakelwaarde 50 Kmin bereikt is. Dan schakelt de compressor,
of in geval van cascades, de volgende compressortrap in, en de
integraal van de regelafwijking wordt opnieuw op nul gezet.
In normale situaties moet de vooringestelde REGELDYNAMIEK vol-
doende snel en zonder schommelingen werken. Bij snel reage-
rende verwarmingssystemen moet een kleinere waarde ingesteld
worden; bij zeer trage systemen een hogere waarde.
HYSTERESIS
Bij on-/off-warmtepompen met buffervat kunt u hier de inscha-
kelhysteresis voor de warmtepomp instellen.
SPREIDINGSREGELING
Voor de circulatiepomp wordt het debiet door de warmtepomp
automatisch geregeld.
NOMINALE SPREIDING
f Stel hier in hoe groot het temperatuurverschil tussen aan-
f
voer- en retoursensor zijn moet.
De warmtepomp houdt het temperatuurverschil constant op de
ingestelde waarde, doordat deze het debiet van de circulatiepomp
overeenkomstig aanpast.
www.stiebel-eltron.com
MAXIMAAL POMPVERMOGEN
Stel met deze parameters het maximale debiet en daardoor het
pompvermogen in. Het pompvermogen stijgt niet boven de hier
ingestelde waarde. De periode tussen het bereiken van de inge-
stelde spreiding kan door deze instelling veranderen.
STAND-BY POMPVERMOGEN
f Stel hier het minimale pompvermogen van de interne circu-
f
latiepomp tijdens de stilstandtijd van de warmtepomp in.
Zolang de warmtepomp geen verwarmingsvraag ontvangt, als-
mede tijdens de spertijd en de stilstandtijd draait de pomp met
het hier ingestelde vermogen.
VERMOGEN VERW CIRCUITPOMP
f Stel via het vermogen van de verwarmingscircuitpomp
f
het debiet in. Houd rekening met de aanwijzingen over
het debiet (zie hoofdstuk "Technische gegevens/gegeven-
stabel" in de bedienings- en installatiehandleiding van de
warmtepomp).
WARM WATER
VERMOGEN WARMWATERPOMP
f Stel via het vermogen van de warmwaterpomp het maxima-
f
le debiet in. Verminder het vermogen, wanneer u geluiden
hoort.
COMPRESSOR
MINIMALE ONTDOOITIJD
f Stel hier de ontdooitijd voor het ontdooiproces van de warm-
f
tepomp in.
De ingestelde tijd geldt voor de handmatige of behoefteafhanke-
lijke ontdooiing.
ONTDOOIEN BEGINNEN
Alleen wanneer de warmtepomp in bedrijf is, mag het handmatige
ontdooien gestart worden.
Op het display wordt het ontdooisignaal weergegeven.
Behoefteafhankelijk ontdooien wordt gestart via een signaal van
de luchtdrukdoos, luchtdruksensor of door een waarde in het
koelcircuit.
Tijdens het ontdooien wordt de ventilator uitgeschakeld en wordt
het ontdooien met of zonder tijdvertraging ingeschakeld.
Het ontdooien wordt beëindigd door de condensatiegrensdruk die
afhankelijk is van het betreffende warmtepomptype.
Ontdooiwerking WP-type 1/1*
Zodra het ontdooien door de luchtdrukdoos is ingeschakeld, scha-
kelt de warmtepomp gedurende 5 minuten naar een geforceerde
verwarming.
Tijdens de laatste 30 seconden van de geforceerde verwarming
worden de aanvoer- en retourtemperatuur bewaakt. Bij tempe-
raturen < 18 °C verschijnt een melding.
WPM |
33