INgebrUIkNaMe
Menu: INgebrUIkNaMe
Menu
Voorbeeld op de uitgang X4.10
De verschilregelaarfunctie kan bijv. alleen voor de aansluiting
van een waterhoudende kachel op een installatie met buffervat
worden gebruikt. Daarvoor wordt de verschilsensor 1.1 (X3.9) in
het waterreservoir van de kachel geplaatst. De verschilsensor 1.2
(X3.10) bevindt zich in het buffervat. Wanneer het verschil tussen
X3.9 en X3.10 het instelbare inschakelverschil overschrijdt en de
maximale en minimale temperatuur aangehouden worden, dan
schakelt de uitgang X4.10 in. Een op de uitgang X 4.10 aangeslo-
ten pomp voert het door de kachel verwarmde water naar het
buffervat.
VERSCHILREGELAAR 1/2
f Stel de parameter in op AAN of UIT.
f
INSCHAKELVERSCHIL
Hier kunt u het temperatuurverschil instellen dat er tussen de
beide verschilsensoren moet bestaan, zodat de bijbehorende uit-
gang (X4.10 of X4.11) inschakelt. Wanneer dit ingestelde inschakel-
verschil wordt overschreden, schakelt de bijbehorende uitgang in.
HYSTERESIS
Voorbeeld op de uitgang X4.10
Met deze parameter kunt u vastleggen, hoe ver de temperaturen
van de verschilsensoren 1.1 en 1.2 uit elkaar liggen. Voor de be-
rekening wordt de hier ingestelde hysteresis van het instelbare
inschakelverschil afgetrokken. Pas wanneer het temperatuurver-
schil het inschakelverschil minus de ingestelde hysteresis bereikt,
schakelt de uitgang uit.
MINIMUMTEMPERATUUR
Voorbeeld op de uitgang X4.10
Hier kunt u de temperatuur instellen die minimaal aan de ver-
schilsensor 1.1 gemeten moet worden, zodat de pomp start bij
het bereiken van het inschakelverschil.
Info
De verschilsensor 1.1 moet aan de warmtebron (bijv. wa-
terreservoir van de kachel) geïnstalleerd zijn.
MAXIMAALTEMPERATUUR
Voorbeeld op de uitgang X4.10
Hier kunt u de temperatuur instellen die maximaal aan de ver-
schilsensor 1.2 gemeten mag worden.
Wanneer de temperatuur aan de verschilsensor 1.2 groter is dan
de maximale temperatuur, dan wordt de uitgang X4.10 uitgescha-
keld.
Info
De verschilsensor 1.2 moet aan de warmtebron (bijv. buf-
fervat) geïnstalleerd zijn.
www.stiebel-eltron.com
UITSCHAKELVERTRAGING
Voorbeeld op de uitgang X4.10
Met deze parameter kan een nalooptijd van de pomp (uitgang
X4.10) gerealiseerd worden.
THERMOSTAATWERKING 1/2
Met de warmtepompuitbreiding WPE kunnen twee onafhankelijk
van elkaar werkende thermostaatfuncties worden gerealiseerd
die elk een uitgang (X4.10 en X4.11) besturen. De uitgang X4.10
wordt via de thermostaatsensor 1 (X3.9) bestuurd. De uitgang
X4.11 wordt via de thermostaatsensor 2 (X3.11) bestuurd.
THERMOSTAATWERKING 1/2
f Stel de parameter in op AAN of UIT.
f
GEVRAAGDE TEMP.
Voorbeeld op de uitgang X4.10
Hier kunt u de temperatuur instellen, vanaf welke de uitgang
(X4.10) inschakelt.
HYSTERESIS
Voorbeeld op de uitgang X4.10
De hier ingestelde waarde geeft aan, vanaf welke temperatuuraf-
wijking ten opzichte van de ingestelde gevraagde temperatuur de
uitgang (X4.10) uitschakelt.
INGEBRUIKNAME
BRON
BRONTEMPERATUUR MIN.
BRONMEDIUM
ETHYLEENGLYCOL
WATER
GRONDWATERSTATION
VERWARMEN
REGELDYNAMIEK
HYSTERESIS
SPREIDINGSREGELING
NOMINALE SPREIDING
MAXIMAAL POMPVERMOGEN
STAND-BY POMPVERMOGEN
VERMOGEN VERW CIRCUITPOMP
WARM WATER
VERMOGEN WARMWATERPOMP
COMPRESSOR
MINIMALE ONTDOOITIJD
ONTDOOIEN BEGINNEN
STILSTANDTIJD
MAXIMALE STROOM
MINIMALE LOOPTIJD
INTENSIEVE ONTDOOIING
DIMENSIONERING VERWARMING
ONTWERPTEMPERATUUR
WPM |
31