8.1. ALGEMENE REFERENTIEVOORWAARDEN
Invloedsgrootheid
Temperatuur
Relatieve vochtigheid
Voedingsspanning
Elektrisch veld
Magnetisch veld
De intrinsieke onzekerheid is de fout die in de referentievoorwaarden is gedefinieerd. Deze wordt uitgedrukt in % van het aflezen
(R) met een offset in aantallen punten:
± (a % R + b pt)
De werkingsonzekerheid omvat de intrinsieke onzekerheid plus de variaties van de invloedsgrootheden (voedingsspanning,
temperatuur, parasieten, enz.) zoals gedefinieerd door de norm IEC 61557.
8.2. ELEKTRISCHE EIGENSCHAPPEN
8.2.1. FREQUENTIEMETING
Bijzondere referentievoorwaarden:
Sinusvormige spanning: 1 tot 440 V
Frequentie van de AC-spanning: 45 tot 55 Hz
cos φ: 0,5 capacitief tot 0,8 inductief
Gelijkspanningscomponent: geen
Frequentiemeting
Meetgebied
Resolutie
Intrinsieke onzekerheid
8.2.2. CONTINUÏTEITSMETING
Bijzondere referentievoorwaarden:
Weerstand van de snoeren: geen of gecompenseerd.
Inductantie van de snoeren: geen.
Externe spanning op de klemmen: geen.
Inductantie in serie met de weerstand: geen.
Compensatie van de snoeren:
■ tot 5 Ω voor een teststroom van 100 of 200 mA
■ tot 0,3 Ω voor een teststroom van 10 of 25 A.
De maximaal toelaatbare opgestapelde uitwendige spanning is 5 V bij sinusvorm.
De frequentie van de meetstroom is die van de netspanning die het apparaat van stroom voorziet.
Meting van spanning U, Uini
Meetgebied
Resolutie
Intrinsieke onzekerheid
8. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
Referentiewaarden
23 ± 2 °C
45 tot 75%RV
230 V, 50 Hz
45,0 - 55,0 Hz
0,1 Hz
± (2 % R + 1 pt)
1,0 - 300,0 V
0,1 V
± (3 % R + 3 pt)
≤ 1 V/m
< 40 A/m
96