5.5. SIGNAALTOREN
Om de status van een meting te kennen zonder op het scherm van het apparaat te hoeven kijken, kunt u gebruik maken van de
signaaltoren.
Sluit deze aan op de gele connector
Het knipperende rode lampje geeft aan dat het apparaat een gevaarlijke spanning genereert (tijdens een
isolatiemeting of een diëlektrische test). Dit komt overeen met het lampje
Het groene lampje geeft aan dat de meting wordt uitgevoerd. Dit komt overeen met de Start / Stop knop
die rood brandt.
Het blauwe lampje geeft aan dat de meting voltooid en geldig is
Het oranje lampje geeft aan dat de meting voltooid en ongeldig is
Als de meting wordt onderbroken voor het einde van de geprogrammeerde tijdsduur
drempelwaarde gedefinieerd is, brandt er geen enkel lampje.
Figuur 120
5.6. PEDAAL
Het drukken op de Start / Stop knop kan vervangen worden door het pedaal.
Sluit dit aan op de groene connector
5.7. DEURCONTROLLER
Aangezien de diëlektrische tests gevaarlijk zijn, kunt u de testzone beschermen met een kap. De deurcontroller dient om te
verifiëren of de bescherming goed geplaatst is.
Zie voor de bekabeling § 5.4.
Sluit hem aan op de blauwe connector
Zie voor het activeren ervan § 4.10.3.
.
. Het symbool
.
89
.
.
wordt in de statusbalk weergegeven.
van het apparaat.
of als er geen enkele