Inhoudsopgave
Advertenties
3.1. ALGEMEEN
Bij het verlaten van de fabriek is het apparaat zodanig geconfigureerd dat dit gebruikt kan worden zonder de parameters
te hoeven wijzigen. Voor de meeste metingen hoeft u alleen maar de meetfunctie te selecteren en op de Start / Stop knop te drukken.
U heeft echter de mogelijkheid het apparaat en de metingen te configureren.
3.1.1. CONFIGURATIE
Tijdens het configureren van de metingen kunt u in de meeste gevallen kiezen tussen:
■ valideren door te drukken op
■ of de meting verlaten door te drukken op
Wanneer valideren niet nodig is, kunt u niet annuleren. U moet opnieuw de configuratie wijzigen.
3.1.2. HULP
Behalve een intuïtieve interface biedt het apparaat u zoveel mogelijk hulp voor het gebruik.
■ De hulp is toegankelijk via de toets
worden.
■ De foutmeldingen verschijnen zodra men op de knop TEST drukt en soms daarvoor, om een verkeerde aansluiting,
een verkeerde configuratie van de meting, een overschrijding van het meetgebied, defecte geteste installaties, enz. te melden.
3.2. INSCHAKELING
Sluit het netsnoer aan tussen de stekker van het apparaat en het spanningsnet. Het apparaat functioneert alleen op TT- of TN-
netten (zie § 11.2).
Het voedingsnet moet beschermd worden door een differentieelschakelaar die geschikt is voor de elektriciteitsinstallatie.
Druk op de Aan/Uit-schakelaar. Deze gaat branden om aan te geven dat er netspanning aanwezig is.
De Start / Stop knop gaat eveneens branden. Als het apparaat niet start, controleer dan de zekeringen F2 en F3 (zie § 9.2).
Bij het inschakelen controleert het apparaat:
■ of de netspanning correct is, d.w.z. of deze tussen 207 en 253 V is,
■ of de frequentie correct is, d.w.z. of deze tussen 45 en 55 Hz is,
■ of de aardleiding (PE) goed is aangesloten.
Als de spanning of de frequentie niet correct zijn, wordt dit door het apparaat gemeld en mogen er geen metingen worden uitgevoerd.
Als de PE niet is aangesloten of als het verdeelnet een IT-net is, wordt dit door het apparaat gemeld, maar mogen er toch metingen
worden uitgevoerd.
Als de fase en de nulleider zijn omgekeerd, wordt dit door het apparaat gemeld, maar mogen er toch metingen worden uitgevoerd.
3. CONFIGURATIE
,
of op de toets
. Deze geeft de aansluitschema's aan die voor iedere functie uitgevoerd moeten
HV DIELECTRIC
230 V
5 kV
F1
F2
F3
30 A 300 V
16 A 300 V
16 A 300 V
600 V
6,3 x 32
6,3 x 32
6,3 x 32
CAT III
INSULATION
1 kV
600 V CAT III
CONTINUITY
25 A
12 V
C1
P1
P2
C2
300 V CAT III
RCD, DISCH, PHSEQ, Z
, Z
s
i
440 V
Max
L
PE
L1
L3
N
600 V CAT III
L2
300 V CAT III
230 V 16 A
CONTINUITY
TOUCH CURRENT
CA 6163
TEST SOCKET
MACHINE & PANEL TESTER
Figuur 11
.
50 Hz
16 A
30 V
MAX
30 V
MAX
30 V
MAX
13
230 V
50/60 Hz
16 A
Advertenties
Inhoudsopgave
