4.16. LEKSTROOMMETING
Er zijn 3 lekstroommetingen:
■ de directe lekstroom,
■ de differentiële lekstroom,
■ de lekstroom door vervanging (CA 6163).
4.16.1. BESCHRIJVING VAN HET MEETPRINCIPE
■ Voor de meting van de directe lekstroom meet het apparaat de lekstroom die wegstroomt in de PE.
Druk op het pictogram Individuele tests
■ Voor de meting van de differentiële lekstroom meet het apparaat de differentiële stroom tussen de fase en de nulleider.
Druk op het pictogram van Individuele tests
■ Voor de meting van lekstroom door vervanging voedt het apparaat de machine met een spanning van 40 V en meet het de
differentiële stroom tussen L en N enerzijds en PE anderzijds. De meting wordt uitgevoerd onder laagspanning en men heeft
hier geen bevoegdheid voor werken met elektriciteit voor nodig.
Deze methode moet niet worden gebruikt op apparaten met omschakelingsvoorzieningen die afhankelijk zijn van de netspan-
ning (relais, contactoren).
Druk op het pictogram Individuele tests
4.16.2. AANSLUITING
4.16.2.1. Meting m.b.v. de testaansluiting
Deze aansluiting wordt gebruikt voor een machine die werkt op een eenfasige installatie en waarvan de verbruikte stroom lager
is dan 16 A.
■ Kies de aansluiting Testaansluiting
■ Sluit de netaansluiting van de machine aan op de aansluiting TEST SOCKET van het apparaat.
en daarna op Directe lekstroom
en daarna op Differentiële lekstroom
en daarna op Lekstroom door vervanging
.
Figuur 88
67
.
.
.