Starten
Motor starten
Contact inschakelen.
Pre-Ride-Check wordt uitge-
voerd. (
81)
ABS-zelfdiagnose wordt uitge-
voerd. (
82)
SU
met rijmodussen
ASC-zelfdiagnose wordt uitge-
voerd. (
82)
Neutraalstand inschakelen of
bij ingeschakelde versnelling de
koppelingshendel intrekken.
Bij een uitgeklapte zijstan-
daard en een ingeschakelde
versnelling kan de motor niet
worden gestart. Als de motorfiets
in de neutraalstand wordt gestart
en vervolgens bij uitgeklapte zij-
standaard een versnelling wordt
ingeschakeld, slaat de motor af.
Bij een koude start en lage
temperaturen, de koppeling
uittrekken.
Startknop 1 bedienen.
Bij onvoldoende accuspan-
ning wordt de startproce-
dure automatisch afgebroken.
Voor verdere startpogingen de
accu opladen of starthulp laten
geven.
De motor slaat aan.
Als de motor niet aanslaat, kan
de storingstabel uitkomst bie-
den. (
148)
Pre-Ride-Check
Na het inschakelen van het
contact voert het instrumen-
tenpaneel een test uit van
de wijzerinstrumenten, de
waarschuwingslampjes en het
multifunctionele display door de
Pre-Ride-Check. Als de motor
tijdens de test wordt gestart,
wordt de test afgebroken.
Fase 1:
Alle waarschuwings- en contro-
lelampjes worden ingeschakeld.
Op het multifunctionele display
worden alle segmenten aange-
duid.
Het algemene waarschuwings-
lampje brandt rood.
Fase 2:
Het algemene waarschuwings-
lampje wisselt van rood naar
geel.
5
81
z