servebrandstof niet goed worden
3
aangegeven.
22
Na het inschakelen van het
brandstofwaarschuwings-
lampje wordt de reikwijdte auto-
matisch aangeduid.
De afstand die nog kan worden
gereden met de reservehoeveel-
heid is afhankelijk van de rijstijl
(van het verbruik) en van de op
het moment van inschakelen nog
beschikbare hoeveelheid brand-
stof.
z
Buitentemperatuur
Als het voertuig stilstaat kan de
warmte van de motor de me-
ting van de omgevingstempera-
tuur beïnvloeden. Als de invloed
van de warmte van de motor te
groot wordt, wordt tijdelijk
weergegeven.
Bij buitentemperaturen onder
3 °C bestaat gevaar van
ijsvorming. De eerste keer dat
de temperatuur beneden deze
waarde daalt, wordt ongeacht de
display-instelling automatisch
op de temperatuurweergave 1
overgeschakeld, de weergegeven
waarde knippert.
Bovendien wordt het ijskris-
talsymbool 2 weergegeven.
--
Bandenspanningen
met bandenspanningscontrole
SU
(RDC)
De weergegeven bandenspannin-
gen hebben betrekking op een
bandentemperatuur van 20 °C.
De linker waarde 1 geeft de ban-
denspanning van het voorwiel
aan, de rechter waarde 2 de ban-
denspanning van het achterwiel.
Direct na het inschakelen van
-- --
het contact wordt
gegeven, omdat het overdragen
van de bandenspanningswaarde
pas begint na de eerste over-
weer-