duurt. Daarmee heeft de berijder
ook na de kritieke rijsituatie nog
een optische bevestiging van de
uitgevoerde regeling.
Verder rijden mogelijk. Vooruit-
ziend rijden.
ASC-zelfdiagnose niet
beëindigd
met rijmodussen
SU
De ASC-waarschuwings-
lamp knippert langzaam.
Mogelijke oorzaak:
De ASC-functie is niet beschik-
baar, omdat de zelfdiagnose niet
is beëindigd. Voor het contro-
leren van de wielsensoren moet
de motorfiets enkele meters met
minstens 5 km/h rijden.
Langzaam wegrijden. Na en-
kele meters moet de ASC-
waarschuwingslamp doven.
Blijft de ASC-waarschuwingslamp
knipperen:
Neem contact op met een
specialist, bij voorkeur een
BMW Motorrad Partner.
ASC uitgeschakeld
SU
met rijmodussen
De ASC-waarschuwings-
lamp brandt.
Mogelijke oorzaak:
Het ASC-systeem is door de be-
rijder uitgeschakeld.
ASC-functie inschakelen.
ASC-storing
met rijmodussen
SU
De ASC-waarschuwings-
lamp brandt.
Mogelijke oorzaak:
De ASC-regeleenheid heeft een
storing opgemerkt. De ASC-
functie is niet beschikbaar.
Verder rijden mogelijk. Houd er
rekening mee dat geen ASC-
functie ter beschikking staat.
Uitgebreide informatie over si-
tuaties die tot een ASC-storing
kunnen leiden in acht nemen
(
96).
Storingen zo snel mogelijk door
een specialist laten verhelpen,
bij voorkeur een BMW Motor-
rad partner.
Bandenspanning in het
grensgebied van de
toelaatbare tolerantie
met bandenspanningscontrole
SU
(RDC)
Het algemene waarschu-
wingslampje brandt geel.
Het bandsymbool met een
of twee pijlen wordt weer-
gegeven.
De kritieke bandenspanning knip-
pert.
De pijl naar boven wijst op een
probleem met de vuldruk aan het
3
37
z