SU
met rijmodussen
Vervolgens verandert de weer-
gave van het ASC-symbool.
Toets 1 ingedrukt houden, tot
het waarschuwingslampje ABS
reageert. In dit geval wijzigt de
ASC-afstelling niet.
De waarschuwingslamp
ABS brandt.
Toets 1 binnen twee seconden
loslaten.
De waarschuwingslamp
ABS blijft branden.
ABS-functie uitgeschakeld, de
integraalfunctie blijft actief.
Gedrag bij uitgeschakeld
ABS
Bij uitgeschakelde ABS-func-
tie wordt in eerste instantie al-
leen de regeling van het voor-
wiel uitgeschakeld. Wordt alleen
met de remhendel geremd, dan
vindt voor het via de integraal-
functie meegeremde achterwiel
nog wel een ABS-regeling plaats.
Pas wanneer het voetrempedaal
wordt bediend, wordt de ABS-
regeling ook voor het achterwiel
uitgeschakeld.
ABS-functie inschakelen
Toets 1 ingedrukt houden, tot
de aanduiding van het waar-
schuwingslampje ABS veran-
dert.
De waarschuwingslamp
ABS dooft, bij een niet af-
gesloten zelfdiagnose gaat deze
knipperen.
Toets 1 binnen twee seconden
loslaten.
De waarschuwingslamp
ABS blijft uit resp. knip-
pert verder.
ABS-functie ingeschakeld.
Als alternatief kan ook het con-
tact worden uit- en weer inge-
schakeld.
Als de ABS-waarschu-
wingslamp nog steeds
brandt nadat het contact is
uit- en ingeschakeld en daarna
sneller dan 5 km/h is gereden,
dan is er sprake van een ABS-
storing.
Automatische
stabiliteitscontrole ASC
SU
met rijmodussen
ASC-functie uitschakelen
Contact inschakelen.
De ASC-functie kan ook
tijdens het rijden worden
uitgeschakeld.
4
57
z