18 SuperUser-mode
18.3 De stromingsparameters vastleggen
18.3.1
Profielgrenzen
Spec. functie\...\Kalibratie\...\Profielgrenzen
• Kies eigen als u de profielgrenzen wilt vastleggen. Als u fabriek
kiest, worden de vooraf ingestelde profielgrenzen gebruikt en verschijnt het menupunt
Calibration in beeld.
• Druk op ENTER.
Spec. functie\...\Kalibratie\...\Laminar flow
• Voer het max. getal van Reynolds in waarbij er sprake is van een laminaire stroming.
Het ingevoerde getal wordt op honderdtallen afgerond. Toets nul in om de vooraf inge-
stelde waarde 1000 te gebruiken.
• Druk op ENTER.
Spec. functie\...\Kalibratie\...\Turbulent flow
• Voer het min. getal van Reynolds in waarbij er sprake is van een turbulente stroming.
Het ingevoerde getal wordt op honderdtallen afgerond. Toets nul in om de vooraf inge-
stelde waarde 3000 te gebruiken.
• Druk op ENTER.
Spec. functie\...\Kalibratie\...\Calibration
Nu verschijnt de vraag of er bovendien een correctie van de stromingssnelheid moet
worden vastgelegd.
• Kies aan om de correctiegegevens vast te leggen, uit om zonder correctie van de
stromingssnelheid te werken en terug te keren naar het menupunt SYSTEEM inst.
Voorbeeld
profielgrens voor de laminaire stroming: 1500
profielgrens voor de turbulente stroming: 2500
Bij getallen van Reynolds < 1500 wordt tijdens de meting bij het berekenen van de
meetgrootheid uitgegaan van een laminaire stroming. Bij getallen van Reynolds
> 2500 wordt uitgegaan van een turbulente stroming. Het gebied tussen 1500...2500 is
het overgangsgebied tussen een laminaire en een turbulente stroming.
176
2018-07-05, UMFLUXUSF60xV5-0-2NL
FLUXUS F60*