FLUXUS F60*
14.4.1
De temperatuurcorrectie activeren/deactiveren
Spec. functie\SYSTEEM inst.\Dialogen/menu's
U kunt de temperatuurcorrectie in de programmavertakking Spec. functie\SYSTEEM
inst.\Dialogen/menu's activeren/deactiveren.
Spec. functie\SYSTEEM inst.\Dialogen/menu's\Tx Corr.Offset
• Kies aan om de temperatuurcorrectie te activeren, uit om ze te deactiveren.
• Druk op ENTER.
Opmerking!
Als u uit kiest, wordt de temperatuurcorrectie voor alle ingangen gedeactiveerd.
De ingevoerde correctiewaarden van elke temperatuuringang worden echter opge-
slagen en in beeld gebracht, als de functie weer geactiveerd wordt.
14.4.2
De temperatuurcorrectie invoeren
Tijdens het positioneren van de flowsensoren wordt de offset voor elke ingang opge-
vraagd, die geactiveerd is en waarop de temperatuur gemeten kan worden.
T1 Corr.Offset\0.3 C
• Toets de offset voor de temperatuuringang in.
• Druk op ENTER.
Opmerking!
Alleen gemeten temperaturen kunnen gecorrigeerd worden.
Om een nulpuntafstemming te verrichten, wordt een gelijke referentietemperatuur
met de twee temperatuursensoren gemeten. Bij één van de temperatuuringangen
wordt het verschil tussen de twee gemeten temperaturen als offset ingetoetst. Dit
verschil kan ook over de offsets van de twee kanalen worden verdeeld.
De weergave van het temperatuurverschil T1-T2 geeft geen uitsluitsel over het feit
of één of beide temperaturen constant zijn of dat de waarden gecorrigeerd zijn.
Tijdens de meting wordt een gecorrigeerde temperatuurwaarde altijd met cor geken-
merkt.
Afb. 14.1: Weergave van de gecorrigeerde temperatuur
T1= 90.5
(cor)
0.0
UMFLUXUS_F60xV5-0-2NL, 2018-07-05
kW
14 Ingangen
14.4 Temperatuurcorrectie
135