1.
Druk op de [Fax]-knop.
2.
Druk op de [Wis/Stop]-knop.
Verzendinstellingen configureren
In dit onderdeel wordt beschreven hoe u de verzendinstellingen kunt configureren in de eigenschappen
van het LAN-faxstuurprogramma.
Eigenschappen moeten voor elke toepassing apart worden ingesteld.
1.
Klik in het menu [Bestand] op [Afdrukken...].
2.
Selecteer het LAN-faxstuurprogramma als de printer en klik op een knop als
[Voorkeuren].
Het dialoogvenster met eigenschappen van het LAN-faxstuurprogramma wordt weergegeven.
3.
Klik op het tabblad [Installatie].
4.
Configureer de instellingen indien nodig en klik op [OK].
Zie de Help-functie van het LAN-faxstuurprogramma voor meer informatie over de instellingen.
De faxfunctie gebruiken vanaf een computer (LAN-fax)
DSG153
DSG129
165