Eerste inbedrijfsname, inspectie en onderhoud
Rustdruk en aansluitdruk meten
Aansluitdruk (stromingsdruk)
Bij aardgas
H
E, E+, M
onder 13 mbar
Onder
(1,3 kPa)
17 mbar
(1,7 kPa)
13 tot 33 mbar
17 tot
(1,3 tot
33 mbar (1,7
3,3 kPa)
tot 3,3 kPa)
meer dan
meer dan
33 mbar
33 mbar
(3,3 kPa)
(3,3 kPa)
Functieverloop en mogelijke storingen
Warmteaanvraag door re-
geling
ja
Ventilator start
ja
Ontsteking
ja
Gascombiregelaar opent
ja
Ionisatiestroom wordt op-
gebouwd
Symbool
A
38
(vervolg)
L, LL, S, K
Lw
Onder
Onder
18 mbar
16 mbar
(1,8 kPa)
(1,6 kPa)
18 tot
16 tot
33 mbar (1,8
33 mbar (1,6
tot 3,3 kPa)
tot 3,3 kPa)
meer dan
meer dan
33 mbar
33 mbar
(3,3 kPa)
(3,3 kPa)
Displayweergave
nee
nee
Ventilator start 4 x voor
ca. 50 s, daarna storing F9
nee
Storing 81/EE
nee
Storing 80/EE
nee
Storing 82/EE
Maatregelen
Bij vloeibaar
gas
Onder
Geen inbedrijfstelling uitvoeren.
25 mbar
Leverancier van (vloeibaar) gas
(2,5 kPa)
informeren.
25 tot
Verwarmingsketel in bedrijf
57,5 mbar
stellen.
(2,5 tot
5,75 kPa)
meer dan
Vóór de installatie een afzon-
57,5 mbar
derlijke gasdrukregelaar plaat-
(5,75 kPa)
sen. Voordruk op 20 mbar
(2,0 kPa) bij aardgas en
50 mbar (5,0 kPa) bij vloeibaar
gas instellen. Leverancier van
(vloeibaar) gas informeren.
Maatregel
Gewenste waarde verhogen,
voor warmteafname zorgen.
Ventilator, verbindingskabels
naar de ventilator, voedings-
spanning op ventilator en
aansturing van de ventilator
controleren.
Ontstekingsmodule controle-
ren (aansturing 230 V tussen
stekker "X2.1" en "X2.2").
Gastoevoer controleren.
Gascombiregelaar controle-
ren (aansturing 230 V
gasaansluitdruk controleren
Instelling ionisatie-elektrode
controleren.
Gasleiding ontluchten.
∼
),