Regeling
Verwarming
De regeling bepaalt een gewenste ketelwatertempera-
tuur in functie van de buitentemperatuur of de kamer-
temperatuur (bij aansluiting van een kamertempera-
tuurgestuurde afstandsbediening) en van de steilheid
en het niveau van de stooklijn.
De bepaalde gewenste ketelwatertemperatuur wordt
naar het branderbesturingsapparaat gestuurd. Het
branderbesturingsapparaat bepaalt uit de gewenste en
werkelijke ketelwatertemperatuur de modulatiegraad
en stuurt overeenkomstig de brander aan.
Warmwaterbereiding met condenserend combitoestel op gas
Wanneer de waterschakelaar het aftappen van warm
water vaststelt (
3 l/min), worden brander, circulatie-
>
pomp en 3-wegklep in- resp. omgeschakeld. De bran-
der past aan, afhankelijk van de uitlaattemperatuur van
het tapwater, en wordt door de temperatuurbewaker
aan ketelzijde begrensd.
Het instelbereik voor de gewenste tapwatertempera-
tuur kan in parameter "56" tot meer dan 60 °C worden
ingesteld.
Warmwaterbereiding met condensatietoestel op gas
Als de boilertemperatuur 2,5 K onder de gewenste boi-
lertemperatuur ligt, worden de brander, circulatiepomp
en 3-wegklep in- resp. omgeschakeld.
Bijkomende verwarming tapwater
De functie wordt geactiveerd door via de parameter 58
in groep "warm water" een tweede gewenste tapwa-
tertemperatuur op te geven en de 4e warmwaterfase
voor de tapwaterverwarming te activeren.
De ketelwatertemperatuur wordt door de elektronische
thermostaat in het branderbesturingsapparaat
begrensd.
De max. gewenste tapwatertemperatuur kan in para-
meter "57" tot de max. toegelaten gewenste tapwater-
temperatuur verhoogd worden.
Max. toegestane gewenste tapwatertemperatuur is
afhankelijk van de ketelcodeerstekker.
De gewenste keteltemperatuur ligt in de toestand bij
levering 20 K boven de gewenste tapwatertemperatuur
(instelbaar via parameter "60" in groep "Warm water".
Als de werkelijke boilertemperatuur 2,5 K boven de
gewenste boilertemperatuur ligt, wordt de brander uit-
geschakeld en wordt de naloop van de circulatiepomp
actief.
De bijkomende verwarming vindt plaats tijdens de in
deze fase ingestelde perioden.
Functiebeschrijving
143